POIRRIÉ'S PERIKELEN" Grote Gijs Noem hem maar Grote Gijs, want hij heeft net zulke lange snorharen als Kleine Gijs, de rooie kater van tante Aatje bij ons in de straat. Alleen ste ken de snorharen van Kleine Gijs alle kanten uit en zijn die van Grote Gijs gebundeld tot een indrukwekkende, oranje hangsnor, die hier en daar opge sierd wordt door grijze haren en bruine nicotine-vlekken. Grote Gijs zie ik niet al te vaak, want hij woont erg op zichzelf in een boerde rijtje hier ver vandaan. Dat onderko men heeft hij jaren geleden gekocht en helemaal zelf opgeknapt en gemoderni seerd. Eigenlijk is het een plaatje, want ondanks alle vertimmeringen en ver bouwingen heeft dat boerderijtje zijn rustieke en bovenal gemoedelijke aan blik niet verloren. Maar toch blijft Grote Gijs het zijn vroeg-Matarams schuilbivak noemen. Die betiteling slaat in geen enkel op zicht op de bouwstijl en refereert alleen maar aan de liefde die de eigenaar koestert voor het land waarin hij een paar jaren dienst heeft gedaan. Typerend voor Grote Gijs is trouwens dat hij de voorgevel van zijn stulpje niet heeft voorzien van zo'n met sier letters beschilderd naambord - vindt ie overdreven. 'Wat heb je eraan. Zo'n plank met "pondok saja" of "soeka senang" boven de deur is toch flauwekul? Dat krot is van mij en hoe ik me er in voel, gaat niemand wat aan,' is zijn redenatie. Overigens is met dat 'schuilbivak' niets miszegd, want het boerderijtje ligt ver scholen in het groen en de onverharde toegangsweg heeft zoveel kronkelingen en kruisingen dat je na een paar hon derd meter al niet meer weet waar je bent. Bovendien lijkt het of er na de Eerste Wereldoorlog geen onderhoud meer is gepleegd aan die weg. Het is dus een hele opgave om bij Grote Gijs te komen. En als je er eenmaal bent, ben je nog lang niet binnen. Dat komt door de twee wakers van het slag 'Hound of the Baskervilles' die daar los over het ter rein lopen. Die afschrikwekkende monsters hebben een schofthoogte van minstens een meter en een bek met tanden waar een krokodil niet van te rug heeft. Maar het allerberoerdste van die kren gen is dat ze bij het minste onraad in zoutpilaren veranderen en hun kaken stijf op elkaar houden. Omdat ze scherpe ogen en oren hebben, zien en horen ze je al van ver re aankomen, dus zou je ver wachten dat je tijdig gewaar schuwd wordt door geblaf. Zo hoort een waakhond eigenlijk ook te reageren, want dan kun je op tijd op je schreden terug keren. Maar niets daarvan, die twee menseneters blijven geduldig wachten tot hun niets vermoedende prooi bin nen sprongafstand is, en dus de Mos. Ben ik een keer bijna geweest. GeluMdg kon ik de deur van onze Fiesta nog net op tijd dicht trekken, anders had ik dit nooit kunnen vertellen. Het beeld van die twee mon sterachtige koppen met de kwij lende muilen zal ik nooit vergeten. Voor elke zijruit stond er één en dan op meer dan ooghoogte, zodat ze op me neerke ken. Voelde ik me net een in het nauw gedreven kantjil die op het punt staat verscheurd te worden door twee honge rige tijgers. GeluMdg was daar Grote Gijs, die de twee wachtposten met een enkel com mando het afdruipen als een paar maldce schapen. Over een bezoek aan Grote Gijs moet je dus goed nadenken, daarom vond ik het fijn toen hij een keer langskwam. Dat was trouwens een uitzondering, want het liefste wat hij doet, is een beetje rondscharrelen bij zijn boerderij tje en doen wat hij zelf wil. Grote Gijs zag er nog net zo uit als al tijd en droeg nog steeds het jack van het gevechtstenue dat hij zo'n vijftien jaar geleden bij zijn pensionering stie kem mee naar huis had genomen. Dat Medingstuk zag er niet uit, leek zelfs nog te slecht voor een vogelver- sehrildcer. Toen Grote Gijs het portier van zijn naar groenten, hooi en andere landbouwproducten ruikende Oost- europese auto had dichtgegooid, stak hij zijn armen in de lucht en brulde enthousiast: 'Ha, ouwe sobat. Als Mohammed niet naar de Goenoeng Bohong komt, komt de Goenoeng Bohong naar Mohammed. Alles nog in het midden, bliksemse rijstepiMcer?' Omdat Grote Gijs vroeger instructeur is geweest en met gemak een heel kazernecomplex kan overschreeuwen, kon de hele straat meegenieten. Maar het ergste moest nog komen. Mij een van zijn kolenschoppen van handen toestekend, pompte hij me zowat een arm van het lijf, zette toen een stap te rug en bekeek me met zijn twinkelende ogen. Van top tot teen, alsof hij op de veiling een stuk vee stond te keuren. 'Als ik het niet dacht: je bent nog geen steek veranderd. Een beetje aan de dunne kant en de maan begint ook al een beetje door de bomen te schijnen, maar je bent nog steeds de zelfde slome Mojo van vroeger,' was de uitslag. Zonder mijn commentaar af te wach ten, draaide Grote Gijs zich om en keurde ook onze tuin. 'Mooie puinhoop die sawah van jou. Lijkt wel of er een eskadron tanks door- 13 42ste jaargang - nummer I 2 - juni I 998

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 13