De Barracuda SuPWLCj, SeMAXWL moessQn De maritieme encyclopedie vertelt ons dat de roofvis barracuda, die dolkvormige tanden heeft en die tot anderhalve meter lang kan worden, soms zelfs mensen aanvalt en dat door onbe kende oorzaak het vlees van een pas gevangen barracuda soms giftig is. Bij het eten van zo'n vis kan dit de dood tot gevolg hebben. Ervaren anak laut weten dit. De barracuda komt in vrijwel alle tro pische zeeën voor en van de barracu da's die bezuiden Cuba worden gevan gen, gaat het verhaal dat ze giftig zijn, omdat zij op de kleine vissen jagen die zich voeden met het mos en wier, dat op de koperhoudende ondiepten en banken bezuiden Cuba groeit. Men zou dan de conditie van een ge vangen barracuda kunnen testen door een diepe snede in z'n lichaam aan te brengen en daar een zilveren of een koperen munt in te stoppen. Blijkt na een half uur dat de zilveren munt zwart- of de koperen munt groen uitge slagen is, dan is de barracuda giftig. Behalve dat men van het eten van zo'n barracuda dood kan gaan, zijn de ande re rampspoeden die de onnozele hals boven het hoofd hangen - de onnozele hals die zo'n vis ondanks de bekende waarschuwingen gegeten heeft - onder andere: totale haaruitval, blindheid, verlies van spraakvermogen en verlies van de potentie. In de jaren 1961 tot 1971 voer ik tus sen New York en Miami en de West- Indische Eilanden. De officieren en ik waren orang Belanda, maar de kok, de messroom-bediende en de matrozen waren Indonesiërs uit Tanah Air Kita. Het maximaal toegestane voedingsgeld was dermate laag dat aan boord schraalhans keukenmeester was. In die tijd was ik Schipper naast God op schepen zoals bijvoorbeeld de Santa Maria, de Nina, de Barbara en de At lantic Cornet. Aan voedingsgeld mocht ik tot 3,50 de man per dag aan pro viand besteden, dus in de praktijk was het ook nog eens schipperen met God (en je geweten). De Amerikaanse dollar stond eerst op 4,20 en later op 3,60. En aange zien op de West-Indische eilanden alles geïmporteerd werd en schreeuwend duur was, proviandeerden we meestal in New York. Daar was voor ons ook alles duur, maar niet zo duur als op de West-Indische eilanden. Onze Joodse scheepshandelaar van Nederlandse afkomst, Jack Reens, schudde altijd in onbegrip zijn hoofd als hij onze pro viandbestelling zag. 'Kapitein,1 zei hij dan, 'daar kenne je mense toch niet van vrete?' Dan liet ik hem m'n voedingsgeld op maandbasis zien, deelde dat door 4,20 en de uitkomst was wat we dan die maand in dollars te makken hadden. Logisch dus dat we op middelen zon nen om er wat extra's bij te versieren. Eén zo'n methode was, om in de char teraar zijn tijd te gaan heen en weer varen boven op een bank. Liefst een bank in het midden van een diepe zee, zoals de Mysteriosa Bank of de Silver Bank. Want daar komen de kleine vissen vanuit de wijde omtrek eten zoeken en daar jagen dan de grote vis sen zoals de red snapper, de blue mar- lin en de barracuda op. Vanaf het achterschip hadden we dan een lange vislijn uitgegooid die met een breeklijn aan een emmer met ram melende moeren of aan de misthoorn was bevestigd. Uiteraard voeren we dan boven zo'n bank op halve kracht heen en weer. Sprong de emmer met moeren dan ineens rammelend om hoog of begon plotsklaps de misthoorn te loeien, dan was de standaardorder: roer aan boord en afslacken tot dead slow. Deze procedure volgden we, op dat door de vaart van het schip de haak niet uit de hevig tegenspartelende vis zou worden getrokken of opdat z'n kop met haak en al niet van z'n romp gescheurd zou worden. Want dat zou wreed én zonde zijn. Onze kok was ene Abdul Bassarah, een Boeginees die veel van vissen afwist en wiens vermogen om van schijnbaar niets tóch nog iets lekkers te maken, gewoon fenomenaal was. Maar ik dwaal af. We vingen die mor gen zo omstreeks half twaalf een joekel van een vis en bij het naar boven ha len, zagen we het al: 'een beessie' met zo'n gevaarlijke rotkop met van die ge mene, rottige tanden en twee rugvin nen achter elkaar op de rug geplaatst. Een barracuda dus. Binnen tien minuten dat we de vis aan dek hadden gescheurd, rook ik op de brugvleugel al de geur van vers gebak ken vis en dacht: 'Hier klopt iets niet.' De kok had zeker een half uur moeten wachten op de uitslag van de muntjes- proef en nu stond die rottige vetsmel- ter daar potjandomme, al bakkend in de kombuis, over ons leven en onze dood te beschikken. Wel, ik haalde m'n schouders op. Want Abdul had de reputatie veel, zo niet alles, van vissen af te weten. De matrozen en olielieden, dus even eens allemaal Indonesiërs, aten om twaalf uur hun bordje rijst met toebe horen en de officieren deden eerst een biertje en schoven dan om half één aan tafel. 'Kokki,' zei ik hem streng aankijkend, terwijl ik in de messroom plaats nam. 'Hari ini saya tidak sulca makan ikan!' (Vandaag blief ik geen vis!). De kok keek me aan met een menge ling van licht leedvermaak en teleurge stelde verbazing over zoveel onbegrip en wantrouwen mijnerzijds en ant woordde met de gepaste beroepstrots van een man die zojuist zwaar ge krenkt werd: 'Tuan Kapten, saya tahu saya punya kerja' (Ik beheers mijn vak). 'Matros-matros saja makan ikan seka- rang, kamu dapat biftelc sekarang' (Slechts de matrozen krijgen nu vis te eten en u serveer ik nu biefstuk). 'Malam ini, lcalau saya tahu betul ma tros-matros tidak salcit perut, saya lcasih Tuan Kapten ikan goreng...' (Vanavond, als ik zeker weet dat de matrozen er niet ziek van zijn gewor den, dan pas krijgt u gebakken vis te eten...) (Advertentie) 36 Tekst: Pohon Linde Voor al uw parties en reünies Sophisticated dansmuziek en gitaarballads UITGEBREID DANSREPERTOIRE J.A. (Fons) Phefferkorn Barnsteenhorst 51, 2592 EB Den Haag, tel.: 070 - 347 39 35 of 070 - 354 99 05

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 36