Raden Saleh achter de klamboe dichtbij, het geeft mij het gevoel dat het ook een deel van mijn geschiedenis is. Over het algemeen weten de inwoners van Pekanbaru vrijwel niets over wat zich ruim vijftig jaar geleden in hun woonplaats heeft afgespeeld. Op school heeft men ooit wel eens iets gehoord over een spoorbaan die is aangelegd in de provincie Riau ten tijde van de Japanse bezetting, maar daar is ook alles mee gezegd. De enigen in Pekanbaru die veel over de spoorlijn weten te vertellen zijn de genen die zelf als dwangarbeider voor de Japanners hebben moeten werken. Via via ontmoet ik een oud-romusha. Hij is in 1943 door het Japanse leger met zijn familie van Djokjakarta naar Pakan Baroe gebracht om te werken aan de spoorlijn. Zouden hij en mijn opa misschien ooit samen een biels hebben gesjouwd of elkaar een helpen de hand hebben toegestoken bij het klimmen in een van de wagons? Hij vertelt dat na de capitulatie de Japanners beloofden de romusha's ie der vijf kilo rijst te geven en hun terug tocht naar Java te betalen. Japan is deze belofte nooit nagekomen. Schade vergoeding hebben de romusha's nooit gekregen en ook andere instanties be kommeren zich niet om hen. Hij is noodgedwongen in Pekanbaru geble ven, omdat hij geen geld heeft om naar Yogya terug te keren. De romusha's die de tragedie hebben overleefd, zijn aan hun lot overgelaten. Dit alles maakt het nog triester. Terug in Nederland realiseer ik mij hoe bijzonder het was om zoveel jaren later in een stad te zijn waar mijn opa een ingrijpende periode in zijn leven heeft doorgemaakt. Het was de eerste en waarschijnlijk laatste keer dat de taal cursus plaatsvond in Pekanbaru. Wat een geluk dat het juist in mijn jaar was. Wel heel toevallig... Of zou mijn opa misschien...? Bronnen: H. Neumann en E. van Witsen: De Pekanbaroe Spoorlijn. Amstelveen: Mulder, 1982. Henk Hovinga: Eindstation Pakan Baroe 1944-1945. Amsterdam: Buijten Schipperheijn, 1982. Wat? Ziekenhuis Cikini honderd jaar? Jeetjemina ben ik weer een halve eeuw ouder geworden en het gouden jubileum herinner ik me nog als de dag van gisteren (bij wijze van spreken dan, want tegenwoordig weet ik niet meer wat ik gisteren gedaan heb). In 1948 werkte ik nog bij de LVD in Djakarta. Door een vriendin kwam ik in contact met de directrice van het (toen nog) Tjikini. Zuster Engelbrecht of Engelbert heette ze, maar ik kan me vergissen. Ze kwam al gauw met een verzoek: of ik voor het aanstaande vijf tigjarige jubileum, dat feestelijk gevierd zou worden, een leuke voordracht of een korte schets kon schrijven, waarin de geschiedenis van Raden Saleh en het ziekenhuis werd verteld. Dat wilde ik wel, als ze me alle bijzonderheden maar eerst gaf. Na een nachtje slapen had ik het: ik zou Raden Saleh laten verschijnen in een droom. En wie droomde die droom? Een zuster die nachtdienst had. Ik werkte mijn idee uit, liet het de directrice lezen en die vond het prachtig. 'Zoals je ziet hebben we geen toneel, maar voor een podium en verlichting kan worden gezorgd.' Daar was nog wat. Om een droom te suggereren moest er een wit doorzich tig gordijn zijn, van waaruit Raden Saleh tevoorschijn moest komen. In films zag men immers altijd het beeld even verbleken als men wilde aangeven dat het om een droom ging. Als Raden Saleh plompverloren op het toneel zou verschijnen, zou de zuster zich toch rot- schrikken, om van de verwarring in de zaal maar niet te spreken. Het probleem werd opgelost toen zuster Engelbert (zo zal ik haar maar noemen) een paar ou de klamboes aan elkaar liet naaien. Niet genoeg voor de hele breedte van het podium, maar voldoende om een droom-suggestie te bewerkstelligen. Er werd iemand gevonden voor de rol van Raden Saleh en ook de juiste kle ding. Een professioneel trekgordijn kreeg men niet voor elkaar, dus werd de klamboe met een touw door de bo venzoom opgehangen aan haken aan weerszijden van het podium. Het geheel zag er best goed uit. Rechts het tafeltje van nachtzuster Tilda, links het gordijn van waarachter Raden Saleh zou ver schijnen. Zuster Tilda dommelde heel natuurlijk in slaap - misschien had ze daar ervaring in - en Raden Saleh's ver schijning was spectaculair. Beide ac teurs hadden hun tekst goed ingestu deerd. Door vragen en antwoorden werd het ontstaan van het ziekenhuis uitgelegd. De zaal luisterde geboeid, lachte hartelijk om de grappige dingen die ik in de tekst had verwerkt. Er was er een in de zaal die wel geboeid keek, maar die helemaal niet lachte: ik. Ik merkte namelijk dat de klamboe aan een kant begon te zakken omdat het touw om de haak was losgeraakt. Het zakken aan de rechterkant ging hoe langer hoe sneller en bij de laatste mooie slagzin van zuster Tilda: 'U Raden Saleh, heeft met uw prachtige schilde rijen vele mensen het eeuwige leven ge schonken. Wij, in dit ziekenhuis dat u ons schonk, trachten mensen gezonder verder te laten leven!' hing de klamboe als een vod op de grond. Zuster Tilda zou Raden Saleh een hand geven waarna hij even mysterieus als hij gekomen was, achter het gordijn zou verdwijnen. Hemeltje lief wat een afgang! Neen, helemaal geen afgang, was het maar waar! Gelooft u aan Stille Kracht? Ik wel. Want zo had Tilda het laatste woord uitgesproken, of alle lichten vielen uit! Pikkedonker, het toneel, de zaal, een korte elektrische storing in de centrale zoals in die tijd - waar men nog spaar zaam moest zijn met stroom - vaak voorkwam. Een paar minuten maar, toen floepten alle lampen weer aan. Het publiek riep opgelucht 'Aaah'. Ook ik, want Raden Saleh is verdwenen, zuster Tilda wordt net wakker achter haar tafel waar de aflossing intussen bij staat. 'Nog iets bijzonders geweest, Tilda?' 'Eh...eh...neen.' Einde verhaal, daverend applaus. Een lieve dame bij het drankenbuffet spreekt me aan. 'Weet u, ik dacht dat Raden Saleh allang overleden was!' 'Ja,' zeg ik, nog steeds opgelucht, 'ik dacht het eerlijk gezegd ook.' Moge hij in vrede rondzwerven, over vijftig jaar kom ik hem zeker tegen 21 Tekst: Lilian Ducelle 43ste jaargang - nummer 2 - augustus I 998

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 21