pakt, tot aan de treeplanken toe. De meesten zijn ambtenaren of hebben een andere kantoorbaan en verdienen voldoende om buiten het overvolle Jakarta te gaan wonen en de dagelijkse treinkaartjes te kunnen bekostigen. Omdat het centrum niet ver meer is, heeft de trein al veel van zijn vaart ge minderd en schuift en piept ze lang zaam langs de strook grond waar ook Indra zijn plekje heeft. Tijdens dit langstrekken belanden twee banane- schillen, vijf lege sigarettenpakjes en minstens twintig kretekpeukjes op het kleine terreintje. Weggegooid door mensen die er geen weet van hebben de achtertuin van deze illegale bewo ners te bevuilen. Juist daarom staan de bouwvallen zo ver mogelijk van de spoorrails, ook al is er met zes meter niet veel ruimte. Indra steekt het terreintje over naar de uiterste hoek, waar een lekkende lei ding gestaag een oud olievat vol drup pelt. Het is niet bekend wat er eerst was: de druppende leiding waaronder het vat werd geplaatst of een gevonden vat, waar om onduidelijke redenen de leiding boven is gaan lekken. Hoe het ook zij, de bewoners van het veldje zijn niet verstoken van water, wat een levensvoorwaarde is. Het 'geschenk' - sommigen zeggen 'de leiding van Allah' - wordt in dank aanvaard. Hij wast zich de slaap uit de ogen en gehurkt voor zijn bouwval eet hij ver volgens wat van de nasi die hij gisteren met wat sayur heeft opgescharreld. Dan trekt hij de moderne jungle, die de grote stad is, in. Op zoek naar geld. Hij struint door bepaalde wijken van de stad en biedt zijn diensten aan om het vuil dat in de tuinen in een hoek aan de straatkant ligt opgehoopt, te doorzoeken en te scheiden. Als het wordt toegestaan mag hij soms binnen in de tuin komen, maar vaker nog moet het vanaf de straatkant gebeuren. Met een grote pook haakt hij de spul len door de opening naar buiten. Hij begint dan zijn zoektocht. Een botol is van waarde, die brengt statiegeld op bij de tukang botol. Dan is er ijzer en an der metaal dat geld opbrengt. Met oude kleding weet een lompenhandelaar wel weer raad. En het papier kan op stapels en gebonden ook weer wat rupiahs op brengen. De tukang kebon die meestal beslist of Indra al dan niet het smerige karweitje mag opknappen, bepaalt ook of hij er alleen maar wat rupiahs voor krijgt of dat hij ook nog wat aan het verkopen van het waardevolle deel van de sorteerbuit kan verdienen. Indra heeft zo zijn wijkjes en een paar vaste adressen, waar hij bijna wekelijks te recht kan. Soms treft hij het en komt er iets eetbaars aan om op de belt te worden gemikt, net als hij er is. Dan is zijn kostje voor die dag en met wat ge luk ook voor de volgende dag, weer ge kocht. Vandaag heeft Indra minder geluk. Pas om een uur of negen, als hij al bijna drie uur door de straten loopt en luid zijn diensten aanbiedt, wordt hij er gens toegelaten. Het is een statig maar wat ouderwets huis. De gelige kleur van het pleisterwerk geeft het huis let terlijk zijn kleur. Het is beslist geen modern huis, zoals er vooral in de bui tenwijken veel als paddestoelen uit de grond schieten. En ook in deze straat zijn er diverse huizen totaal nieuw op gebouwd, wat het ouderwetse karakter van dit huis onderstreept. Het hek is ook ouder en veel lager dan dat van de huizen er naast. De mensen die er wo nen zijn van de oude stempel en daar in past dat mensen die langs de deur hun diensten komen aanbieden vaker aan de slag kunnen dan bij de nieuwere huizen het geval is. Hij mag gerust ook in de tuin zelf komen om zijn vieze werk te komen doen. De al wat oudere tuinman die tegelijk ook klusjes-man is, laat dit werk graag aan anderen als Indra over. De stank, de vliegen en de ratten die onlosmakelijk met de afval berg verbonden zijn, is hij liever kwijt dan rijk. Omdat de ophaaldienst mor gen weer langs komt, ligt er een flinke berg. Indra is wel bijna twee uur bezig de hele berg te doorzoeken en te sorte ren. Hij is het zo gewend dat hij de vliegen ook niet meer van zich afslaat. De tikus beschouwt hij als kameraden en de stank dringt nauwelijks meer tot hem door. Aan het eind van zijn zoek tocht mag de oogst er wezen. Zeven botol's van verschillend formaat, twee oude kledingstukken, drie keurig bijeengebonden stapels kranten en papier, en een ijzeren staaf, liggen op een rijtje naast de afvalberg, die Indra ook nog eens in tweeën heeft gedeeld. De verbrandbare spullen en de spullen die door de vuilophaaldienst moet wor den afgehaald. Als dank mag hij de botol's meenemen. Indra doet ze voor zichtig in een jute zak die hij steevast meedraagt. Als hij nog maar net weer buiten het hek staat, wordt er van de overkant di rect geroepen dat hij daar ook aan de slag kan. De tukang die hier de dienst uit maakt, was net al even bij de oude re tuinman om samen een kretek te roken. Hij had zeker gezien hoe netjes Indra zich van zijn taak kweet, en had het er wel voor over dat deze zijn ver velendste karwei uit handen zou nemen. Hoewel de berg afval zeker niet minder is, blijkt er minder waardevol materiaal tussen te zitten. Geen enkele botol is er te vinden, wel het nodige papier dat vijf stapel tjes hoog wordt opgetast, wat lompen en wat metaal. Als dank krijgt hij vijfhonderd rupiah toegeschoven. En zo gaat het de hele dag door. Nog bij vijf huizen mag hij die dag aan de slag. Allemaal in hetzelfde buurtje. De meeste van die huizen zijn in de oude stijl en hier hebben de bewoners geen probleem met het binnenhalen van Indra. Zij kijken door zijn vuile, rafelige kleren heen. Zij zien in hem een van die vele gelukszoekers in de grote stad, die het niet gered heeft. Een die zijn best doet om op eerlijke wijze zijn nasi bij elkaar te scharrelen. En niet in de criminaliteit terecht te komen, geen lid te worden van het die vengilde, of nog erger. Zij halen hun neus niet op voor iemand als Indra, zoals dat wel gebeurt bij de nette palei zen van de nieuwe rijken van Jakarta. Indra weet dat en is er dankbaar voor. Maar hij beseft tegelijkertijd dat de huizen en gezinnen van deze oude stijl steeds minder in getal worden. Dat straat na straat een ander uiterlijk krijgt. Dat jaar na jaar de ontwikkeling toeslaat en dat daarom de toekomst van zijn nederige werk op den duur zal verdwijnen. Zo ver is het gelukkig nog niet. En hij sjouwt door. Van zes uur in de morgen tot zeven uur in de avond. Zeven dagen in de week. Met zijn paar vierkante meters langs de spoorbaan richting Bogor als enige rustpunt. Daar is hij dan ook trots op. Dat koes tert hij. En daarom is bij thuiskomst en na de wasbeurt bij de oliedrum zijn aandacht weer bij die armetierige ana nasplant, die ondanks de verloedering toch nieuw leven laat zien. Een tunas baru temidden van verval, gekoesterd door Indra die zich staande weet te houden in Jakarta 29 43ste jaargang - nummer 2 - augustus 1998

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 29