Piet, mijn paard
moessOn
Een eigen paard bezitten, dat
is een voorrecht, dat maar
weinig kinderen hebben.
Dat voorrecht hadden mijn
broer en ik! En wat voor een
paard. Mijn Piet was een heel
bijzonder paard. Maar laat ik
bij het begin beginnen.
Vroeger, en dan praat ik over de tijd
tussen 1920 en 1940, was in Indië het
hebben van een auto nog echt niet al
gemeen. Mijn vader had dan ook voor
zijn werk - als administrateur van een
koffie- en rubberplantage - een paard.
Daar ging hij de rubbertuinen mee in
en inspecteerde hij het werk van de
koffieplukkers. Bob, zo heette zijn
paard, was een mooi en heel lief dier.
Vader hield van dieren en zeker van
paarden. Hij was een echte kenner.
Op zekere dag kwam vader thuis en
had, tot moeders stomme verbazing,
een tweede paard bij zich. 'Waar heb je
dat scharminkel vandaan en wat moet
je ermee?', zo heeft zij vermoedelijk
haar echtgenoot verwelkomd. Vader
kon soms heel ondeugend kijken.
Zo ook nu. 'Wacht maar af en let maar
eens op', reageerde hij geamuseerd.
Maar toen veranderde zijn toon. Heel
verontwaardigd vertelde hij hoe en
waarom hij dit magere, zielige paardje
had gekocht. Op zijn tocht door een
naburige desa werd zijn aandacht ge
trokken door het geschreeuw van een
man. Tot vaders verbijstering vond hij
een kerel bezig zijn paard af te ranselen
terwijl hij het arme dier had vastge
bonden aan... diens tong! Hoe kan
iemand zoiets barbaars doen? Dat kon
vader niet onbewogen aanzien.
O, zeker, Indonesiërs zijn over het al
gemeen geen echte dierenvrienden,
maar dit sloeg alles. Wat een dierenbeul!
Omdat vader wist hoe uitgekookt som
mige lui kunnen zijn, ging hij heel
voorzichtig te werk. 'Zo,' zei hij, 'wat
heeft dat paard misdaan?'
De man, woedend omkijkend: 'Toean,
u moest eens weten. Dat kreng...'
En wat er verder volgde zullen we
maar niet herhalen, bovendien ben ik
daar niet bij geweest. Op die toespraak
reageerde vader: 'Tja, als dat beest niet
wil, dan zou ik hem in uw plaats ver
kopen.'
'Ach toean, dat beest kan ik aan de
straatstenen nog niet kwijt. Wie wil er
nou zo'n onwillig paard kopen?'
Zo werd er nog wat over en weer ge
praat totdat vader voorstelde om de
man voor een habbekrats van zijn
paard te verlossen. En zo gebeurde het
dat vader met twee paarden thuis
kwam. Vader, als een echte paarden
kenner, had allang gezien dat dit arme,
gemartelde dier een goed karakter had
en met een goede behandeling best een
heel fijn paard kon worden.
En zo kwam Piet in onze familie.
De eerste tijd dat we Piet hadden,
kreeg hij een leven,
waar vermoedelijk
ieder paard van
droomt. Wij had
den een heel grote
wei en daarin
mocht Piet, samen
met Bob, naar har
telust grazen en
ronddartelen.
Gelukkig konden
Bob en Piet samen
goed opschieten.
Zo nu en dan gingen vader, moeder
en een van ons de wei in met wat
lekkers voor de paarden. Al gauw at
ook Piet letterlijk uit onze hand.
Alleen één ding moesten we beslist
niet doen. We konden hem van alle
kanten benaderen, maar absoluut niet
van voren. Dan kreeg hij vermoedelijk
weer schrikbeelden van zijn vroegere
beul. Als je recht van voren je hand
naar hem toe stak, stond hij op het
zelfde moment letterlijk op zijn achter
ste benen. Maar als je naast hem ging
staan, tegen hem praatte en hem op
zijn hals klopte, dan kon je alles met
hem doen.
Inmiddels had vader zich voor het in-
spectiewerk op de plantage en voor de
ritten naar de stad Malang een auto
0
Tekst: Bouke Ottow
Illustratie: Roel Ottow
36