Op zoek naar Hans Dokkum 1 moessQn Ik doe onderzoek naar het leven van mijn oom, Hans Dokkum (1905-1938). Hij ging in 1928 naar Indië, naar Palembang, en werkte daar voor de I.M.P. Dit beviel niet en daarom vertrok hij naar Batavia en begon daar bij het accountantsbureau Frese en Hogeweg. Hij werkte daar kort, omdat hij al gauw door Dominique Berretty naar het persbureau Aneta werd gehaald. In een van zijn brieven aan zijn vader beschreef hij hoe dat gebeurde: 19 oktober 1931 De historie! U weet dat ik Aneta controleerde. Destijds zelfs enkele maanden tijdens verblijf buiten land van Berretty, hel financieel beheer heb gevoerd (waarvoor cigarettenkoker met inscriptie). 13 october werd ik door Berretty opgebeld voor een kort privé- onderhoud. Berretty: Ik verwacht dat u begrijpt waarover het gaat. Voelt u er in principe iets voor Dol<kum: Daar kan ik geen zakelijk antwoord op geven voordat ik verge lijkingsmateriaal heb. In principe aanvaard ik elke uitbreiding van mogelijkheden dankbaar. Berretty: (verstrekt details) Welk sala ris had u zich gedacht Dokkum: U vergeet dat ik geen solli citant ben. U wilde iets aanbieden. Berretty: Heeft u werkelijk zelf nooit aan mogelijkheden voor u bij Aneta gedacht! Dokkum: Inderdaad: Doch in verband met mijn werkkring bij Frese en Hoge weg was er geen urgentie. Bovendien is een gang van zaken als van thans voor mij in alle opzichten prettiger. Berretty: Ik heb werkelijk laten merken dat ik u graag voorgoed in mijn dienst zie. Bij normale tijdsomstandigheden had u dan ook kunnen krijgen wat u wilde - daarvoor kent u me voldoende. Doch thans had ik graag dat u met een salarisidee voor den dag kwam reke ning houdende met de toestand. Dokkum: Wanneer ik een maandsala ris van 750 noem, dan wil dat niet zeggen dat ik verwacht dat ik dat bij Aneta kan opbrengen: het is slechts de prijs waarvoor ik genegen ben eventu eel Frese en Hogeweg te verlaten. Berretty: Dat bedrag had ik ook gedacht (hoe handig!). Aan de attractie van uw tegenwoordig baantje was toch betrek kelijk gauw een eind gekomen. Maar u accepteert! Dokkum: Heeft u bezwaar tegen een kort uitstel! Berretty: Daarvoor bent u Hollander (hij is gekleurd) Dokkum: Frieseh Berretty: Nog erger. Doch ter zake. Tot morgenochtend heeft u veel tijd tot nadenken. Vergeet niet dat u een zeld zaam prachtige kans wordt geboden. Middelerwijl spreek ik met Frese en Hogeweg. Het had geen nut dit te doen voordat ik wist dat u niet beslist afwij zend tegenover het idee stond. Hoe ik mij voeldeDat is moeilijk te beschrijven. Heb me in de spiegel toe gelachen. Was om beurten sentimen teel en zwaar uitgelaten, 't Heeft lang geduurd dat ik kon aanvaarden dat 't geen sprookje of Amerikaanse film was. Na de dood van Berretty met de Uiver in 1934 werd Hans Dokkum op zeer jonge leeftijd een belangrijk persoon. In 1934 werd hij heel even met H.P. Salomons directeur van Aneta en in 1935 werd hij directeur van het Vereenigd Persbureau. Dit bureau werkte samen met United Press en dit is de reden waarom de bijgaan de foto werd gemaakt. Hierover schreef hij 12 maart 1936 U vroeg destijds om een foto'tje en ik moest antwoorden daarover niet te beschikken. Nu ontving ik echter zojuist uit Parijs bijgaand plaatje, opgenomen door Roy N. Howard's secretaris, Ben Forster, tijdens het verblijf van dezen Amerikaanschen publiciteits-ko- ning op Java. Vandaar ook het achterschrift 'this is Ben Forster's artwork'. De man stond er destijds op dat wij samen zouden worden vereeuwigd en gaf daartoe zijn toestel aan zijn secretaris; ik zelf zou, dat begrijpt u, tot een dergelijken Ham en But ensceenering niet het ini tiatief hebben genomen. Met het oog op de positie van Howard - de evenkitie van Hearst, eigenaar van 22 van de grootste Amerikaanse bladen en van het persbureau United Press - zou ik het echter prettig vinden, als u het plaatje goed bewaarde, hoe 'dwaas' het ook is. Het Vereenigd Persbureau werd echter een fiasco en Hans kwam na dit avon tuur onder de leiding van Zentgraaff Tekst: Sjoerd Meihuizen Hans Dokkum (r.) met Roy N. Howard, Batavia, december '35 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 32