POIRRIE'S
PERIKELEN"
Ketabrak
grobak
Het is algemeen bekend dat
de Fransen een mooie taal
hebben. Maar ook dat ze alle
machtig veel woorden nodig
hebben om iets duidelijk te
maken. Werd je vroeger dood
moe van, als ze je die taal
probeerden bij te brengen.
Vooral als je met meester
Van Baaien te maken had.
Dat was een muggenzifter die
geen zelfbedachte afwijkingen duldde
en elk spiek- of voorzegtrucje doorzag.
Om moedeloos van te worden.
Het energie besparende
stenotaaltje
Maar wat sommigen van ons in die
pedagoog het meest stoorde, was dat hij
prijs stelde op het ordentelijk gebruik
van de Nederlandse taal. Tenminste op
school, want daarbuiten had hij geen
macht.
Dat was maar goed ook, anders was
het misschien wel zover gekomen dat
we ons eigen tijd en energie besparende
stenotaaltje waren kwijtgeraakt.
Wie geen boodschap hadden aan het
mogelijke verlies van dat stukje Indi
sche cultuur, waren de wat nettere
jongens. Dat kon je duidelijk horen als
er sprake was van een zogezegd
'gemengd gesprek'.
Bijvoorbeeld toen Boetje op school
kwam met een juweel van een blauw
oog, z'n linker. Die onderscheiding had
hij de vorige middag uitgereikt gekre
gen bij een verschil van mening over
het wel of niet uit zijn van een bal bij
een kastiewedstrijd.
Bennie, een van die nette, breedspraki
ge jongens van onze Idas, schoot hem
aan en vroeg plagerig: 'Allemachtig
Boet, hoe kom jij aan dat blauwe oog?
Heeft iemand jou soms een pak ram
mel gegeven?'
Boetje blikte noch bloosde en loog kort
maar krachtig: 'Niet, gewoon
ketabrak grobak.'
Stoïcijns
Dat scheelde een heleboel
woorden. Moet je je voorstel
len wat het Boetje een tijd
had gekost als hij Bennie op
diens eigen manier van spre
ken had moeten voorliegen:
'Nee hoor, daar is niets van
waar. Ik heb niet gevochten,
ik ben gewoon tegen een
grobak gefietst.'
Dat lijkt nergens op. Maar
het werd nog erger. Bennie
hield voet bij stuk en vroeg:
'En hoe is het dan met die
fiets van jou afgelopen?
Die zal door die botsing wel
helemaal in de kreukels
liggen.'
Boetje liet zich niet van de
wijs brengen en maakte zich
er met een eenvoudig 'alleen
stuurnj a bèngkok' vanaf.
Zo kan het ook. Bovendien heb je, als
je een blauw oog hebt, weinig zin om
veel woorden vuil te maken aan de
oorzaak van dat tijdelijk ongemak.
Toen Bennie bleef volharden en vroeg
of Boetje het echt niet wilde vertellen,
antwoordde deze dan ook met slechts
één woord: 'Moh.'
Zoals we allemaal hoopten, bleef het
daar niet bij. Omdat Bennie bleef
doorzaniken, er kennelijk op uit om
Boetje op stang te jagen, ontstond een
gespannen sfeer en was er weinig voor
nodig om de vonk in het kruitvat te
doen slaan. Binnen de kortst mogelijke
tijd was de Idas verdeeld in twee groe
pen, die allebei moeite deden om de
boel zodanig op te jutten dat er een
kloppartijtje uit zou voortkomen.
Boetje bleef aanvankelijk stoïcijns
onder alle gestook en liet zich niet tot
een confrontatie verleiden. Maar ook
Bennie liet het afweten. Vermoedelijk
geschrokken van wat hij teweeg had
gebracht, reageerde hij niet op de
aansporingen van zijn supporters en
vermeed zelfs elk oogcontact met
Boetje.
Een moedige beslissing
Het zag er duister uit en iedereen had
de moed al opgegeven, toen de naast
Bennie zittende jongen uitkomst
bracht. Zijn naam ben ik kwijt, maar
het was zo'n miezerige meeloper van
het soort dat graag stookt, maar op de
achtergrond blijft als de vlam in de pan
slaat. Dat stuk ongeluk roerde zich op
het moment dat meester Van Baaien
met de rug naar de Idas iets op het
bord stond te schrijven.
Met een zacht sissend 'pssst' Boetje's
aandacht trekkend, wees hij naar
Bennie, maakte met zijn schijnheilige
kop een paar uitnodigende 'kom maar
mee naar buiten'-bewegingen en gaf
tegelijkertijd een partijtje schaduwbok
sen weg. Met één hand, want met de
andere beschermde hij demonstratief
zijn linkeroog.
De teerling was geworpen. De hele
Idas hield de adem in en keek ver
wachtingsvol naar Boet. Het duurde
even, je zag hem met zichzelf worstelen,
maar toen sloeg Boet resoluut zijn ar-
43ste jaargang - nummer I I - mei I 999
15