Hard gelag, hard gelach Grote wens moessQn Eens vroeg ik de djongos of het van daag schoongemaakt zou worden. Toen hij dit bevestigde, gaf ik direct toe aan mijn brandende verlangen om me uit te kleden en de bak spontaan als zwembad te gebruiken. Ik zag niet dat op de rand van de bak twee 'vriendjes van mij' liepen. Toen ik prinsheerlijk in de mandibalc poedelde, steeg het waterpeil, de griezels werden ongewild het water ingesleurd en je leunt het zo gek niet bedenken, maar het gebeurde wel: zij zwommen mijn richting uit. Op mijn hysterisch getier kwam de djongos terug en hij trok mij met geduld uit het water, waarna mijn vader, vol ongeduld, het van hem overnam... Eens en nooit weer dus. Flippie Tot slot: tegenover ons woonde mijn pianolerares, waar ik twee keer per week les van kreeg, natuurlijk klassiek. Haar man was in zijn studententijd jazzpianist geweest en zo kon het gebeuren dat hij mij na mijn lessen, met succes, de kneepjes van het vak leerde. Van thuis mocht het niet, dus deed ik het stiekem en ik had in hem een fervente en trouwe bondgenoot. Op een keer, toen ik weer naar les ging, nam ik mijn hondje Flippie mee. Flippie moest braaf op mijn jazz-aante- keningen passen, terwijl ik even braaf (lees: schijnheilig) de etudes uit 'De Kindervriend' instudeerde. Na de les ging mijn lerares weg om boodschappen te doen in de stad, wat zij wel meer deed. Terwijl ik op haar man wachtte, hoorde en zag ik mijn hondje op iets kauwen. 'Nee hè, niet mijn aantekeningen', dacht ik en in paniek maakte ik het bekje van mijn hond open om te redden wat er nog te redden viel... Er viel niets meer te redden, of toch? In mijn hand hield ik een kakkerlak, morsdood, ver morzeld en badend in zijn eigen witte, ldeffe troep. Vol walging en afschuw - op dat moment, geluldcig zeer kort - haatte ik de jazz en alles wat met piano te maken had. Ik begreep Flippie mijn hondje niet. Hij had best wel goed en genoeg te eten en heel veel speelkameraadjes. Nu, vele jaren later begrijp ik er nog steeds niets van. Vooral omdat ik best wel met vakantie naar Indonesië wil om het terug te zien. Maar wat mij steeds weerhoudt, is de kakkerlak... betoel! 'Ai dan Pap, dat meen je niet. Doe het alstjeblie-ieft niet!' De zoon boog zich ver over de rijk gedekte etenstafel om zijn vader te overtuigen het niet te doen. Ook de beide dochters lieten zich niet onbetuigd. Een van hen zei met grote nadruk: 'Weet je, als je het laat doen, ga je er net zo uitzien als een gevangene. Ik moet er gewoon niet aan denken. Vind je ook niet?' Zij keek naar haar zus die schuin tegenover haar zat. Ook deze knikte heel nadrukkelijk. Haar pap straks met het uiterlijk van een boef? Zij walgde van het idee. De vader zuchtte en zei: 'Goed, jullie je zin. Als jullie maar weten dat het wel een grote wens van mij is.' Hij streek met beide handen door zijn haren die op één lengte tot in zijn nek groeiden. 'Het is juist zo leHcer in deze tropenhitte. Om met zo'n fris gemilli meterde haardos rond te lopen. Geen haar meer kammen of van die messcherpe scheidingen trelclcen voor de spiegel. Geen transpiratie zoals nu. En bovendien vind ik het best stoer staan,' sputterde hij nog tegen. Zijn drie kinderen wilden er echter niets van weten. Zij waren onverbiddelijk. In hun ogen hadden alleen boeven en gevangenen van die kaalgeschoren kop pen en respectabele vaders zeker niet! Coupe goendoel De tijd verstreek en de leefsituatie veranderde voor iedereen. Waarden en normen vervaagden. De zoon en beide dochters stonden popelend van onge duld voor het prildceldraad in de hoop een glimp van hun geliefde vader te kunnen opvangen. Voor hun gevoel duurde het wachten een eeuwigheid. Plotseling stootte de zoon opgewonden het zusje dat naast hem stond aan. 'Daar! Kijk daar loopt hij. Zwaaien allemaal!' Ook het andere meiske zag haar vader naderen. Hij zag er mager uit, zijn ldeding vaal en gescheurd. Doch zijn blik was ongebroken. Er flikkerden zelfs pretlichtjes in zijn ogen. 'Wat leuk dat jullie er zijn. In de afge lopen maanden heb ik jullie erg gemist hoor!' Hij keek van achter het prildceldraad naar zijn kroost. Hij grijnsde toen zijn analcs hem vroegen hoe het met hem ging. Hij boog zijn hoofd en rukte zijn pet af. 'Het verblijf als gevangene hier is geen vakantie. Maar alles heeft toch zijn goede kanten.' De kinderen staarden ongelovig naar zijn gezicht en wezen vervolgens gie chelend naar zijn schedel. Om de beurt riepen zij hem toe: 'Die Pap, heb je eindelijk je zin? - Nou achteraf gezien had je gelijk. Het staat betoel stoer hoor. Wij zijn trots op je.' Het haar groeide nu nog maar in millimeters op zijn hoofd. Hij glunder de toen hij de opmerkingen van zijn drietal vernam. 'En weet je wat ik het allerleukste vond? Dat ik er niet eens om hoefde te vragen. Ik kreeg deze coupe goendoel hardhandig opgedrongen! En niemand, haha, die wist dat hiermee mijn grote wens werd vervuld.' 14 Samengesteld door: Tina Daniels

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 14