Indisch Museum
herleeft
V
Tekst: René Wassing
Wie weet zo gauw waar Bergum ligt? Wie heeft in dit verhand wel
eens van Anne Tjihhes van der Meiden en zijn Indisch Museum
gehoord? Dat zullen er maar zeer weinigen zijn. Tot voor hort
wisten mijn vrouw en ik, heiden met een lange museumervaring
hier ook niets van. Toen ons gevraagd werd deze verzameling weer
hoven water te krijgen en in het Princesseliof te Leeuwarden
tentoon te stellen was onze nieuwsgierigheid qewekt.
In de krappe tussenliggende
zomerperiode is er hard gewerkt
om de collectie in zijn oude glorie
te doen herleven. Op 25 septem
ber 1999 werd deze tentoonstel
ling geopend als afzonderlijk
onderdeel van een grote manifes
tatie in het Fries Museum rond
om de uiteenlopende collecties,
die de bekende Leeuwarder nota
ris/verzamelaar Nanne Ottema
aan Friesland heeft nagelaten.
Van der Meulen (1862-1934),
geboren in Bergum bij
Leeuwarden, was een van de vele
jonge Friezen, die hun geboorte
grond verlieten om in Indië aan
de slag te kunnen komen. Als
kersverse hulponderwijzer ver
trok hij in 1886 in gouverne
mentsdienst naar Indië, met als
eerste standplaats Semarang tot
1892. In de daarop volgende ver
lofperiode reisde hij door Italië en
Duitsland. In 1895 vertrok hij
weer naar Indië met Batavia als
standplaats (1895-1900), waarna
Magelang en Djombang volgden.
Feilloze intuïtie
ht deze tweede periode begon
zich de lust tot verzamelen te ont
wikkelen. Zijn schamele trakte
ment werd goeddeels besteed aan
Indonesische en Chinese kunst
voorwerpen, die hij zorgvuldig en
vol liefde her en der aankocht.
Geleid door zijn feilloze intuïtie
wist hij een indrukwekkende col
lectie etnografica uit vele delen
van Indonesië op te bouwen.
Gendi, porselein met zilver-
montuur. China, 1730-1750
(foto: Johan v.d. Veer).
Gedurende zijn gehele leven was
zijn vrijgezellenbestaan aan het
verzamelen gewijd.
Achtergrondinformatie was voor
hem heel belangrijk. Alles werd
genoteerd: herkomst, ouderdom,
functie, inheemse naam, gebruikt
materiaal, vervaardigingstechnie-
ken, namen van de makers, vind
plaatsen enzovoort.
Een Soendase snijder van de
rondhouten golèkpoppen liet hij
bij zich in Magelang aan huis
komen, waar de man een jaar
lang aan zijn collectie golèkpop
pen heeft gewerkt. Een relatie uit
Balische krisdrager. Bali, circa 1900
(foto: Johan v.d. Veer).
Wajang golèk-op stelling (foto: René Wassing).
Salatiga zorgde voor de construc
tie van een groot model van een
pendopo, de open ontvangsthal
van een adellijke Javaanse woning.
Hierin op schaal een compleet
gamelanorkest met spelers en twee
danseressen. In Djokjakarta werd
hij door de Javaanse onderwijzer
Boediardjo ingewijd in de magisch-
religieuze wereld van de kris.
Vanuit Djombang bezocht hij
Soerabaja, waar hij zowel antiek
als nieuw Javaans koperwerk aan
kocht. Ook de hindoejavaanse
oudheden hadden zijn belangstel
ling. Meestal kreeg hij de vereiste
vergunningen om bronzen voor
werpen, stenen beelden en tempel
fragmenten, die in zijn tijd werden
opgegraven op het Diëng-plateau,
in Kedoe of in Oost-Java, aan te
kopen.
Bepaald gecharmeerd was hij van
de Chinese porseleinen en bron
zen kunstvoorwerpen, die hij aan
trof in de woningen en op de
altaren van welgestelde Chinese
families. Zo raakte hij op een dag
helemaal in de ban van een bron
zen beeld van Kuan Yin, de
Boeddhistische godin van het
Mededogen. Volkomen verrast en
10
moessQn