Moeder strijd weer (zo werd ons verklaard) tussen Baliërs en een binnenvallend leger apen, onder aanvoering van hun koning Hanoman, die in de lichtkring ook een uitdagende dans deed, waarbij je je afvroeg of je nu met een mens of met een aap te doen hebt. Jammer dat de beide vertellers ialangs) onverstaanbaar voor ons waren. Na over en weer idtdagingen gewisseld te hebben, die door het apenleger met echte apen-geluiden werden begroet, voltrok zich een scheiding binnen de grote groep: een denkbeeldige middellijn deelde de groep in twee helften. Telkens als nu het ene leger dreigde of lasterde bij monde van zijn aanvoerder, dook de andere in zwijgend luisteren neer. Dat ging zo prachtig gelijkmatig, dat een grote gyninastiekuitvoering in Holland het niet zou kunnen verbete ren. Ook zongen ze heel mooi, in mineur zonder begeleiding. Het klonk als kerkgezang. Na enige tijd ging het apen leger tot de aanval over. Ze wierpen met een ruk het lichaatn vooruit en strekken betichtend de handen naar de tegenstanders uit. Deze liet het bovenlijf naar achteren vallen en bracht de armen als in nood omhoog. Tot zijn aanvoerder hem tot de aanval opriep en het de beurt van de vijand werd te ivijken. Zo golfde de strijd heen en weer, terwijl de beide krijgsheren in driftige extase om de vlammende standaard dansten, tot eindelijk het apenleger de strijd opgaf. Het was meer opera dan toneel, maar juist door de primitieve entourage heel suggestief. De mannen waren er alle maal in, alsof ze het spel voor het eerst van hun leven speelden. Na afloop van de voorstelling konden we een beetje kalmer terug rijden. Desamuurtjes We kregen een goede indruk hoe de Baliërs in de desa leven achter lemen muurtjes, waarin smalle poortjes, om toch vooral de toegang te bemoeilijken voor eventuele boze geesten. Elke desa heeft een tempel, waarvoor een ommuurd pleintje. De ommuurde desa 's geven, vergeleken bij Java, iets onvriendelijks. Daar staat tegenover dat de mensen hier veel meer bij elkaar wonen, zodat je niet die langgerekte desa 's hebt, zoals op Java, die het landschap vaak een rom melig aanzien geven. Hier rijd je van de ene desa naar de andere, tussen groene rijstvelden door. Deze enorme are alen voor rijstbouw doen ons aan de Preanger denken. Elk steil plekje is nog benut. Bali is door de vele riviertjes dan ook een heel geschikt land voor de rijstbouw. Hanengevechten 's Middags zagen tue een hanengevecht. Dat zullen jullie wel onbegrijpelijk vinden van ons, maar de bloederigheid valt erg mee. We zagen alleen een wed strijd en die was in een paar minuten afgelopen en beslist. Deze hanengevech ten nemen zo'n enorme plaats in in het leven van deze mensen, datje dit wel moet zien. De hanen worden al heel jong apart gehouden in mooie, gevlochten kooien en waar je ook rijdt of loopt, steeds zie je wel een jongen of een man bezig zijn haan te pidjitten of te aaien, 's Middags laten ze wel eens hun hanen op mekaar los, maar dit is meer spel. Als de hanen twee of driejaar zijn, worden ze naar de grote gevechten gebracht. Daar worden door keurmeesters gelijkwaardige partners bij mekaar gezocht. Dit gebeurt door een proefgevecht. Die die ren zijn geweldig vechtlustig. Intussen zie je de eigenaar zijn haan gevechtsklaar maken. Een ruk (zeer elegant) aan de staart, die omhoog wordt getrokken daarbij, een rukje aan de beide lellen en de nek, en dan worden de lange messen aan een der poten gebonden. Hierdoor wordt de strijd eerder beslist. Toen wij de hanen zagen die wij zouden zien vechten, zagen wij zo wel, wie het zou winnen. De rode haan kreeg al gauw een prik en liep weg. Zijn zelfvertrouwen was dus toen al weg. De hanen werden weer beetgepakt en samen in een mand gedaan, waar ze mekaar opnieuw aanvlogen. Na een paar tellen werd de mand weggetild en holde de rode haan weg, die het nu werkelijk verloren had. Wat nu het interessante was, was de goklust van het publiek. Hoofdzakelijk draait alles om het gokken en wordt wel f 200,- en meer gezet op een haan. We zagen mannen met goni-jassen aan, die zich arm hadden gegokt, naar men ons vertelde. Tampak Siring De 23ste brachten we, op weg naar ons tweede adres in Kintamani, een bezoek aan Tampak Siring. Deze naam zegt jullie niets natuurlijk, evenmin als het ons voordien iets deed. Het bezienswaardige van deze plaats, die 500 meter hoog ligt, is een heilige bron, waarbij men ommuurde mannen- en vrouwenbaden gebouwd had. Dit water reinigt de mens van zonden, volgens de Baliërs, die daar minstens eens per jaar gaan baden. Juist toen wij daar waren bezocht een grote groep, in vijf bussen aangevoerd, deze plaats. Het was namelijk Rebo Kliwon, voor hun een feestdag. De mannen droegen over een sarong van wit katoen, een korte sarong van blauw gebloemd katoen, afgezet met een geweven rand. Daarbij een klein, wit doekje om het hoofd, niet over het hoofd en ieder droeg een rode kembang sepatoe achter het linker oor, meen ik. Ze zagen er feestelijk uit. Er is ook nog een legende aan verbonden, omdat de bron oorspronkelijk vergiftig water zou hebben gegeven, maar dat zou me te ver voeren. Slot Omdat ik niet weet of er verder nog van schrijven komt op Bali zal ik het voorlopig hier maar bij laten. We moeten nog een beetje genieten van dit heerlijke oord met zijn lekker klimaat, machtige vergezichten en pracht- bloemen. Op tafel voor ons staat een roos met een middellijn van bijna de breedte van dit velletje (dertien centimeter). Een Perzische roos. Voorlopig dus stop en voor allemaal heel veel liefs van 44 ste jaargang - nummer 5 - november 1999 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 21