De Indische eeuw (VIII) 1970 -1980 RoL Nieuwenhuys overleden Inl Q70 bezoeken Soeharto en zijn vrouw Nederland. Dit leidt tot een tegenbezoek van Juliana en Bernard in augustus 1Q/1. Voor bet eerst zet een regerende telg van bet Nederlands koningskuis ofjiciee/ voet op Indonesische bodem. Een gebeurtenis die veel spraak makender is, is het bezoek dat keizer Hirohito van Japan aan Nederland brengt in 1971De Nederlandse regering had een opleving van Indisch bewustzijn niet verwacht, maar al maanden van te voren is Nederland in de ban van de dis cussie die in de media wordt gevoerd tussen Wim Kan, die heeft gewerkt aan de Birma- spoorweg, en minister president Biesheuvel. Voordat Hirohito op vrijdag 8 oktober uit het vliegtuig stapt, is Kan - hij wordt het gezicht van alle tegenstanders van het bezoek - al in diverse tv-programma's verschenen en heeft hij Juliana gevraagd van de ontvangst van de keizer af te zien. Tevergeefs. Tijdens zijn tweedaagse bezoek wordt keizer Hirohito getrakteerd op een aantal protestacties. Er worden claxonconcerten gegeven, spandoeken ontrold, vlaggen verbrand, ruiten ingegooid en bijna klappen uitgedeeld. Tjal ie vertrekt Op 22 april 1974 overlijdt Tjalie Robinson, hij laat een grote leegte achter. 'Tjalie hield van mensen,' zegt Lilian Ducelle tijdens zijn crematie. 'Van de mensen die uit Indië kwamen, maar ook van de mensen die alleen wilden begrijpen en zien, hoe ontzaggelijk waar devol het leven in Indië is geweest. Als hij hier stond, zou hij het u voor de zoveelste keer gezegd hebben, neemt u dat van mij aan.' De as van Tjalie wordt uitgestrooid op 31 juli 1974, in de haven van Tandjong Priok. Lilian Ducelle neemt zijn zware Tong Tong-taak over. Het tijdschrift Tong Tong heet vanaf 15 januari 1978 Moesson. De stichting Tong Tong gaat zich verder voornamelijk bezig houden met de organi satie van de Pasar Malam Besar. Wieteke van Dort's Late Lien-show wordt in 1979 voor het eerst uitgezonden bij de VARA. In de show ontvangt Wieteke van Dort als de lollige tante Lien allerlei gasten en zingt ze veel Indische liedjes. Een aantal mensen heb ben een diepgewortelde hekel aan tante Lien, omdat ze met haar rare gebrabbel een totaal ver keerde indruk zou geven van Indische mensen. De rest lacht zich gewoon kripoet. Nog steeds is tante Lien een graag geziene gast op (Indische) feesten en partijen en natuurlijk in (Indische) bejaarden huizen. Indisch Familie Archief Dick Visker richt het Indisch Familie Archief (IFA) op in 1972, in navolging van Jurriaan van Toll, die in Tong Tong in zijn rubriek Navorser al veel familiegegevens publiceerde. In de Vreelandsestraat in Den Haag, Viskers huisadres, groeit zijn hobby - het verzame len van Indische familienamen - van zo'n elf honderd familiedossiers uit tot een vol waardig Indisch Familie Archief met veer tien duizend dossiers. Te groot om nog op zolder weg te kunnen stoppen, dus inmiddels is het IFA alweer drie keer verhuisd en het archief staat nu onder enthousiaste leiding van Ernst Kollmann. (MvA) In de nacht van zaterdag op zondag 7 november is in zijn woonplaats Amsterdam Rob Nieuwenhuys overleden. Hij werd 91 jaar. Hoe zou de Indische literatuur eruit hebben gezien zonder Rob Nieuwenhuys? De Oost-Indische Spiegel, De mythe van Lebak en natuurlijk zijn fotoboeken - het zijn hoogtepunten in een oeuvre dat zich onderscheidt door zijn veelzijdigheid en leesbaarheid: essays, novellen, een roman, oorlogsherinneringen en tientallen bloemlezingen en tekstedities. Uiteenlopende genres zou je zeggen, maar je kunt rustig beweren dat het eigenlijk allemaal verhalen waren, verhalen waarin mensen centraal staan. Verhalen over literatuur en schrijvers, over de oorlog, korte verhalen bij foto's, verhalen over zijn familie. Er moet, zei hij altijd, een relatie zijn tussen een schrijver en zijn onderwerp. Het boek moet een eigen stem hebben. Alleen de schrijver kan die eraan geven en niemand anders. Dat kan een min of een plus zijn, maar een goed boek is nooit kleurloos. Rob Nieuwenhuys was een verteller die geen boodschap had aan literatuur met een grote L en hij citeerde graag Laurence Sterne, die zei: 'Writing, madam, is to be in tune with yourself.' Zelf vond hij zijn fotoboeken het mooist. Was hij in zijn fotoboeken dan in tune met zichzelf? 'In sommige zinnen,' zei hij. Zijn verhalen waren altijd tragisch, maar zelden dramatisch. Hij vertelde (vaak als eerste) over Rumphius, Junghuhn, Van der Tuuk, Daum, Cohen, Walraven, Du Perron, over HaverSchmidt, over tante Sophie, over de verzonken wereld van tempo doeloe, over huwelijken, zelfmoord, crisis en oorlog als een betrokken toeschouwer. Na de dood van zijn vrouw Fried enkele jaren geleden kon hij het nauwelijks meer opbrengen om te schrijven. Maar praten over literatuur bleef hem boeien. Een paar dagen voor zijn dood ging ook het praten hem moeilijker af. Het kostte hem veel kracht. Liggend op zijn zij, sloeg hij zijn ogen ineens op en keek hij ons glimlachend aan met die heldere blauwe ogen. 'Eigenlijk ben ik al dood,' fluisterde hij zacht. 'Eigenlijk ben ik al dood, want ik kan me niet meer verstaanbaar maken. En ik heb nog zo veel te zeggen.' Mark Loderichs m Geert Onno Prins) 44 ste jaargang - nummer 5 - november 1999 29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 29