Nederlandse sweatshop 'Ik ben ook helemaal onderaan begonnen met een klein salaris- je en nu ben ik toch maar pro curatiehouder geworden,' bracht hij naar voren. 'Bovendien loop je hier in Soerabaja niet de kans door rebellen doodgeschoten te wor den, wat wel kan gebeuren in West-Java.' In West-Java werden heel wat planters ontvoerd en alleen tegen losgeld vrijgelaten door opstandige Indonesische groe peringen. Ik verkoos het risico te lopen, want je kreeg in de suiker gratis huisvesting, geneeskundige ver zorging en een pensioentje. Ik begon dus als chemiker en ont ving als vrijgezel zelfs vijfhon derd roepiah meubelgeld om mij te kunnen installeren. Smetteloos In het begin waren de employés die in Indonesië waren aangenomen nog niet gelijkgesteld met de in het bui tenland geworven krachten. Maar toen de gedeeltelijke gelijkstelling er door was, kwa men wij ook in aanmerking voor een jaarlijkse bonus van een maandsalaris in guldens, koers één op één. Dat geld werd gestort in Nederland en je had ook recht op een Europees verlof van zes maanden met een vakantiegeld van zes maan den. Bij terugkomst moest je wel een schuldbekentenis teke nen voor de kosten van de bootreis naar Indonesië, wat je na vier jaar werken bij de zaak werd kwijtgescholden. De Hollandse eigenaar van de suikerfabrieken, een multimiljo nair, kwam eens per jaar uit Holland over om met eigen ogen te zien hoe de zaak draai de. Zo bezocht hij op een mid dag netjes in het wit gekleed de fabriek, kwam op mij af om een handje te schudden en vroeg belangstellend: 'Hoe gaat het met u?' Dit vertelde ik aan mijn chef, een old-timer, die hem van voor de oorlog kende. Tekst: Louis Pauselius Onlangs werd ik midden in de nacht wakker en kwam tot de ontnuchterende ontdekking dat ik in Indonesië in een Nederlandse sweatshop had gewerkt. Ik had in 1952 besloten om na mijn mid delbare schoolopleiding in de suiker te gaan. Het hoofd van de Borsumij in Soerabaja had mij eerst een kantoorbaan aangeboden voor honderd roepiah per maand, dus vijfhonderd roepiah, wat ik in de suiker kon verdienen, leek mij een fortuin. 'Heeft hij uw hand geschud, meneer Paus? Haast niet te geloven. Voor de oorlog was hij net een Toean Allah en moest je hem als lagere employé uit de weg gaan om eerbied te tonen. Hij was dan smetteloos in het wit gekleed en liep dan expres langs de filterpersen. Als er dan een spatje op zijn lderen terecht kwam, kreeg je van hem op je donder als chemiker, omdat het een teken was dat de filterkoeken niet mooi droog waren en je niet goed op het fabricageproces had gelet.' Zorgeloos Toch vond ik het erg attent van hem om mij de hand te schud den. Maar toen ik onlangs mid den in de nacht wakker werd, begon ik mijn salaris om te rekenen in guldens. De koers op de zwarte markt was één op tien. Ik verdiende dus vijftig gulden per maand, wat neer kwam op een uurloon van der tig cent. Omdat je tot de staf behoorde, moest je te allen tijde beschik baar zijn en in de campagne was het maanden aan een stuk doorwerken zonder een vrije dag. Je rouleerde de 24-urige werkdag met één andere per soon en werkte je dus meer dan 160 uur in de maand. Nu kun je zeggen: Je kon toen in Indonesië toch goed van je salaris rondkomen? Als vrijgezel gaf ik per dag tien roepiah aan mijn koH Rampeh en daar moest zij alles voor kopen wat ze nodig had om een portie eten voor mij en voor haar Haar te maken. Ik denk dat ik haar vijftig roepiah per maand betaalde. Dus had ik nog zo'n honderdvijftig roe piah over voor sigaretten, drankjes, Heren en om uit te gaan. Mensen in de suiker dachten niet aan sparen. Eind van de maand was het geld op, kwam je tekort, dan vroeg je een voor schot of ging je bonnen. Wij leefden maar een beetje raak, zorgeloos. Er was op zo'n sui keronderneming weinig te bele ven en als men zijn eenzaamheid kon wegdrinken, dan deed men dat ook. Als de zaak in de gaten kreeg dat de medewerkers hun schuld niet af konden betalen, kregen ze loonsverhoging en konden ze er weer op los leven. Het spaar centje in Holland en het pen sioentje waren altijd nog op de achtergrond. Wargfa negara Toen ik na vijf jaar in 1957 tuinemployé was geworden, verdiende ik 3500 roepiah per maand, dus 350 gulden. Ik wist dat de administrateur een bonus kreeg van 100 duizend roepiah als de fabriek winst had gemaaH, maar wij ontvingen na de oorlog tantièmes van gemiddeld zo'n drieduizend roepiah. Nu begrijp ik waarom hij mij zo vriendelijk de hand schudde, per slot van rekening had hij voordeel aan mij, want ik geloof niet dat hij in de naoorlogse jaren in Holland iemand kon laten werken voor honderd gul den in de maand, zelfs niet zijn tuinman. Toen ik in 1958 in Holland kwam, kreeg ik een kantoorbaan die vijfhonderd per maand opbracht, plus vakantiegeld, snipperdagen, pensioen en geneeskundige verzorging. Nu lijken mij die glorieuze jaren in de suiker toen ik al halverwege de promotieladder was opge- Hommen, niet meer zo indruk- weHcend, want ik werd door die Nederlandse multimiljonair toch behoorlijk onderbetaald. Ze had den zelfs nog het lef om je voor te stellen Warna Negara Indonesia te worden, zodat je vlugger promotie kon maken. De staf moest binnen bepaalde tijd voor vijftig procent uit Indonesiërs bestaan. Een fatsoenlijl-se jok Nu begrijp ik waarom in 't Gooi zo veel mooie, dure villa's staan van heel rijke Hollandse families, die voor de oorlog al in de gaten hadden hoe goedkoop de werk krachten in Indië waren. Je moest hun alleen een indrukwek kende titel geven waar ze trots op waren en dan zouden zij zich te barsten werken. Dat ik zo laat pas tot de slotsom moest komen dat ik in een Nederlandse sweatshop had gewerH. Maar toen had je in Indonesië geen keus en was je blij een fat soenlijke job gevonden te heb ben. Misschien dat anderen een ande re zienswijze hebben op hoe wij na de oorlog voor Nederlandse firma's in Indonesië hebben gewerkt. Ik zou ook graag hun standpunt willen horen, maar niet verlegen zijn om toe te geven als je toen ook onderbe taald was. Want horen wij niet vaak Indische mensen op hun borst Hoppen en zeggen: 'Wah, in Indië ik was Hoofd van de waterwegen en verantwoordelijk voor de waterverdeling in heel West-Java... ze kunnen niet zon der mij...' of iets dergelijks? moessQn 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 36