Over
let I
naaRtiopen en neropnonvi
Knouff was er vóór Tjalie
Onbekende serie artikelen van Tja
Tekst: Knouff
'Daar wonen nog naaktlopers,' vertelde
Van R me, toen hij van zijn trip naar het
bezette gebied vertelde. De begreep hem
niet goed. Het bestaan van een nudistenko-
lonie in het Oosten kwam me zeer onwaar
schijnlijk voor. En toen ik hem dus om een
verklaring vroeg, legde hij me casueel uit:
'Dat zijn van die arme donders die overal
verjaagd en vervolgd zijn, displaced en dis-
habillé. Kampong verbrand, alle bezittin
gen verloren, verjaagd en zonder de moed
om zich te begeven naar een stad, waar een
militaire bezetting ligt.'
Van R is een zakenman. Hij vertelde me
alles dus zonder de minste emotie. Koel-
technisch. De mensen van Industrieel
Herstel hebben al zo geweldig veel gezien
en meegemaakt op hun tochten door de
onveilige gebieden dat een beetje meer of
minder ellende hun moeilijk meer ontroe-
Tekst: Lilian Ducelle
In 1948 verliet tk de Leger Voorlichtings Dienst in Djakarta nadat
mijn ouders in Soerabaja vlak na elkaar overleden waren. Ik
kwam direct weer op mijn oude stekje De Vrije Pers. Begin 1949
kwam ook Tjalie, toen nog Jan Boon, naar Soerabaja waar hij
redacteur werd bij De Nieuwe Courant onder mevrouw Führi-
Mierop, een tante van mij. Een zeer kundig en strijdvaardig jour
naliste, maar ik verkoos toch Ed Evenhuis van De Vrije Pers als
hoofdredacteur. Tjalie en mevrouw Führi lagen elkaar politiek al
direct niet en na twee maanden bleef hij alleen doorgaan met zijn
column Knouff waar de lezers dol op waren. Een satirische, kriti
sche maar vooral humoristische kijk op het vrij chaotische leven
toen, met de officiële onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië
in aantocht. Tjalie (zo noem ik hem nu maar) werd voor een half
jaar (tot eind 1949 dus) Hoofd Voorlichtings Dienst residentie
Kediri, belast met de pacificatie van het gebied. Het was me een
pacificatie wel. Omdat Tjalie een assistent nodig had en niemand
gek genoeg kon vinden voor dat toen nog vrij onrustige gebied,
hielp ik hem een maand of twee. Dat leverde me zes gulden per
dag gevarengeld op en daarvoor wilde ik best af en toe in een
greppel duiken als we onder vuur werden genomen. Maar uitein
delijk werd alles toch rustig, de winkels gingen weer open, de
mensen kwamen terug naar de pasars. Tjalie bleef zijn column
Knouff voor De Nieuwe Courant tot eind december 1949 schrij
ven. Ik zat toen al in Bali, daarna in Borneo. In zijn verhalen
komt Aramis voor, dat was Ananda, een Indonesiër, schrijver,
dichter en goede vriend van Knouff. Voor Quiqui, zijn onbereken
bare echtgenote, stond ik zogenaamd model, maar die gelijkenis
moet u maar niet al te serieus nemen. Columnisten hebben wel
aangevers nodig, maar ze moeten overdrijven anders zijn ze niet
leuk toch? De Knouff's vond ik vergeeld en bijna veigaan in een
vergeten plakboek. Na een halve eeuw herken ik in zijn praatjes
nog alles uit het leven van toen. Misschien doet u dat ook.
ren kan. Je kan toch niet helpen! Het kon
vooi rijdt voorbij. Je smijt die arme donders
wat pisangs of pakjes rijst toe. Dat doen de
meeste konvooirijders en hun bewakers. Ze
vormen het laatste schimmetje menselijk
heid en erbarmen dat nog als een vleugje
overwaait uit de beschaafde stad: een vijf of
zes auto's, die zich langs volkomen verniel
de wegen proberen voort te bewegen:
omgekapte bomen, tankvallen, landmijnen,
hinderlagen. Kilometers ver volkomen kaal
en verlaten land. Dan een kampong,
althans het restant ervan. Geen levend
wezen is er te bespeuren. Het lijkt of het
desolate karakter van het landschap juist in
de kampongs verscherpt wordt. De vage
omtrekken van gebouwen in de verte. Het
zijn de ruïnes van een suikerfabriek. De
vernieDng biedt vaak een groteske aanblik.
In deze streken leven zij die vechten en zij
die lijden onder het gevecht. De angstpsy
chose is hier geworden tot een soort ken
merk van de natuur. Het lijkt of alles in
beklemming wacht op een uitbarsting van
geweld. Hier leven in kleine groepen de
naaktlopers. Het laatste Aardje vod is al
maanden geleden versleten. Zelfs goenie-
zakken zijn er niet meer. Maar dat doet er
niet veel toe: wie voortdurend leeft in een
paroxisme van angst en honger, vergeet
dat er zoiets als schaamte bestaat. Als het
pakje met rijst uit de rijdende auto gewor
pen op de grond kwakt, openbarst en de
rijst naar alle kanten stort, werpen zij zich
er als roofdieren bovenop. Meestal staat
moessQn
k
k
14