De Kroonprins van
Atapoepoe
m
Boetje is een fijne vent, maar
soms zou je hem zó achter het
behang willen plakken. Hij is
name lijk een onverbeterlijke flap
uit en kan mensen ongewild tot in
het diepst van hun ziel krenken.
Net als laatst, in Blanes. Over de
boulevard slenterend, zag hij dat
op een van de terrasjes maar één
enkele bezoeker zat. Boet vond
dat hij op een Indischman leek,
daarom stapte hij op hem af en
vroeg beleefd of hij bij hem mocht
komen zitten. Dat moe ht. Die
eenzame bezoeker bleek trouwens
inderdaad een Indischman te zijn,
want hij antwoordde alleen maar
met een instemmend 'heu-euh
Die twee raakten alras in een geanimeerd
gesprek. Gezelligheid kent geen tijd, maar
als Boet eenmaal aan het kletsen slaat, kun
je narigheid verwachten. In dit geval
betrof het een opmerking die hij maakte
over een naderende dame.
'Niet direct kijken löh,' fluisterde hij de
Indischman in het oor. 'Daar komt een
bibik aan. Je hebt nog nooit zoiets moois
gezien. Alleen jammer haar neus een
beetje pessek en ze loopt precies kaja
bèbek-entok. Als je gaat met haar jiven,
jouw voeten gegarandeerd helemaal koe-
soet met haar sawahtenen.'
Volgens Boet waren er toen een paar stoe
len over het terras gevlogen en had het
weinig gescheeld of zijn gesprekspartner
had hem gekeeld.
'Hoe kon ik nou weten dat die bibik zijn
vrouw was,' verzuchtte Boet. wees hem
erop dat hij zich weer onhebbelijk had
gedragen, maar Boet haalde zijn schou
ders op en zei gelaten: 'En dan hoe? Dat
heb ik van mijn pa zaliger ge-orven. Hij
ook altijd ketabrak met iedereen. Daarom
is hij drie keer sergeant geweest, maar
iedere keer weer terug tot korporaal. De
laatste keer helemaal tot spandrie.
Vroeger, voor de oorlog.'
Kroonprins van Atapoepoe
In Boetje's verontschuldiging zat natuur
lijk wel iets, want wat we van onze vaders
erven, goed en kwaad, valt niet uit te
poetsen. Dat dragen we ons hele leven
met ons mee. En zo'n erfenis kan een hele
belasting zijn. A-lijn pa had bijvoorbeeld
een enorme voorraad sterke verhalen in
zijn duim. Als hij die te voorschijn zoog,
gingen die grote kerels respectvol in de
houding staan. Grijnzend, en hevig slin
gerend op hun benen. Zoiets blijft in je
achterhoofd hangen en breekt er gegaran
deerd een keer uit.
Dat gebeurde mij jaren later, hier in
Holland, toen Truus, een dochtertje van
goeie kennissen uit de Boestiusstraat in
Helmond, weer een keer bij ons op vakan
tie was. Vaste prik was dat ik de kinderen
voor het slapen gaan een paar verhaaltjes
vertelde. Die varieerden van mijn bloed
stollende jachtervaringen in de ondoor
dringbare oerwouden van Sumatra tot de
misselijkmakende hofintriges waaraan ik
als troonopvolger van de radja van
Atapoepoe het hoofd heb moeten bieden.
Zulke nonsens gaan er in als koek bij
onwetende jonge Europeanen. Truus lag
tenminste altijd doodsbleek en met wijd
opengesperde ogen te bibberen. Die twee
raakte je als kind helemaal op het verkeer
de spoor.
Ik heb zelfs jarenlang in de veronderstel
ling geleefd dat wij afstamden van de
oude adel van de Kleine Soenda-eilanden,
of daar ergens. Dat kwam doordat pa me
eens, in een jolige bui, aan zijn collegae
had voorgesteld als de kroonprins van
Atapoepoe. Dat was in de onderofficiers
kantine van het Linkerhalf 21 in Solo.
Stond ik daar in mijn katok te blozen en
patjakkers van ons niet, want die konden
die verhalen al dromen en haalden
meteen hun stripboekjes onder hun bantal
vandaan als ik de slaapkamer binnen
kwam.
Gifgr oen
Dat kinderen door die aan een ge-orven
vertel-tic ontsproten verhalen op rare
ideeën kunnen komen, werd me duidelijk
toen we een keer op bezoek gingen bij
Riet en Marinus, de ouders van Truus.
Ik had toen net de bejaarde Opel Kapitan
van de toenmalige luitenant Ruud Geritan
overgenomen. Ruud woonde bij ons in de
straat, daarom wist ik dat hij dat vehikel
hoogstpersoonlijk met de hand had
geverfd. Zachtgroen, was de bedoeling,
maar door een foutje in het meng-pro-
cedé was de verf gifgroen opgedroogd.
Alleen al door die gemene kleur en de hier
en daar uitgezakte verflagen, baarde die
auto veel opzien. Ik had er trouwens maar
driehonderd gulden voor betaald. Na enig
tawarren, want Ruud vroeg 25 gulden
meer. Voor de verf, als ik me goed herin
ner. Dat even terzijde.
Toen we in de kinderrijke Boestiusstraat
bij Truus' ouderlijk huis voor de deur
stopten, gingen overal in de straat de
voordeuren open en kwamen kinderkop
jes om de hoek gluren. Omdat onze auto
nu eenmaal een bezienswaardigheid was,
45 ste jaargang - nummer 2 - augustus 2000
11