Manokaje-huisdeur (1950). Potlood op papier (36 x 26 cm).
zijn achtergrond als illustrator en ontwer
per zou zijn losgekomen.
De Haagsche Courant is het daar in een
recensie op de herdenkingstentoonstelling
bij Tong Tong roerend mee eens. De
recensent meldt op 27 maart 1965 dat
het nagelaten werk van Sonnega hem op
z'n zachtst gezegd niet bijster geboeid
heeft. Ondanks het frisse en fleurige,
Kandinsky-achtige werk knapt hij af op
de strenge gestileerdheid en de overheer
sende decoratieve aspecten van het werk.
Termen als 'leeg-decoratief' en 'een
gebrek aan beeldend vermogen' zijn de
kern van het verhaal. Ook het Vaderland
vindt iets dergelijks: de werken zijn goed
bedoeld als getuigenis van de liefde voor
een land, maar zijn als kunstwerken een
heel eind onder de maat.
Er waren ook andere geluiden. De ten
toonstellingen in Amersfoort en
Amsterdam werden over het algemeen
zeer geslaagd gevonden. Recensenten
vonden dat de impressies van de kunste
naar met een superieure techniek waren
weergegeven, wat leidde tot zeer geslaagd
werk. Met name de tekeningen zijn bij de
meeste bezoekers en recensenten favoriet.
Kritiek op sommige van de werken op de
exposities wordt alleen ingegeven door de
uitzonderlijk hoge kwaliteit van andere,
volgens een van de bezoekers.
Laatste jaren
Sonnega miste na zijn terugkomst in
Nederland en wonend in Den Haag 'zijn'
Indonesië verschrikkelijk en leidde een
moeizaam bestaan. Schilder Arie Smit op
Bali vertelt dat de laatste brieven die
Sonnega aan hem schreef op hem over
kwamen als die van een zwakzinnige.
Bovendien kampte Sonnega met gezond
heidsproblemen. Tot zijn dood in 1963
zou hij steeds vaker met lichamelijke
beperkingen te maken krijgen.
Hij wijdde zich daarom met volle overga
ve aan een boek over Indonesië. Zijn
gebundelde artikelen, gemaakt voor de
Indische kranten (onder andere De Vrije
Pers) naar aanleiding van zijn reizen door
de Archipel, zouden in pocketvorm moe
ten verschijnen.
Hij maakte in 1961 een schilderij voor de
omslag: een Balische schone met een
mand met offers op haar hoofd. Achter
op het schilderij schreef hij: 'Omslag voor
mijn pocketboek "De Purperen
Hibiscus" met een smalle witte rand en
een brede zwarte'.
Aan zijn vriend en literator Willem
Brandt vertrouwde hij toe: 'Het is het
laatste wat ik nog te geven heb, want
schilderen kan ik niet meer.'
Het manuscript bleef onuitgegeven
wegens gebrek aan interesse. Volgens
velen werd Sonnega sowieso de erken
ning die hij verdiende, onthouden. Zijn
geboorteland heeft nooit echte waarde
ring voor zijn werk kunnen opbrengen.
Auke Sonnega stierf na een langdurig
ziekbed op 10 december 1963 in een ver
pleegtehuis in Scheveningen.
Ton^ Ton^
In 1964 werd de al eerder genoemde her
denkingstentoonstelling gehouden. Er
waren naast 19 houtsnijwerken van zijn
zuster, 29 tekeningen en schilderijen van
de hand van Sonnega zelf te zien. De
expositie werd georganiseerd door de
Indische Kulturele Kring bij Tong Tong
aan de Prins Mauritslaan 36 in Den
Haag. De prijzen van de getoonde wer
ken varieerden van driehonderd tot
twaalfhonderd gulden.
Willem Brandt hield daar een rede ter
nagedachtenis aan Auke Sonnega. Vol lof
was hij over de kunstenaar, die volgens
hem niet alleen de kleuren en het ritme,
maar ook de psyche van het oosten op
volstrekt overtuigende wijze in een schil
derij tot tastbare werkelijkheid wist te
maken. Een geheimzinnige werkelijkheid
achter de uiterlijke werkelijkheid, de
kracht van de geest en het symbool.
Brandt beschreef hem als 'een stille,
bescheiden en uiterst gevoelige man, die
dikwijls wat verwonderd en peinzend
keek, alsof hij bezig was raadsels op te
lossen het raadsel van het oosten en
het mysterie van de dood.'
29
O
Y
45 ste jaargang - nummer 2 - augustus 2000