De Walravens (I) Tekst: H.E. Wolff Voorzeker is het dwaas om nu nog iets te willen toevoegen aan de ve lek ritieken en besprekin gen die er na de oorlog aan het oeuvre van Willem Walraven zijn gewijd. Dat ga ik dus heslist niet doen. 7.'oals de titel zegt, gaat liet me om de mensen ze If, het gezin Walraven. Dus ook en vooral over zijn vrouw en kinde ren. Want ik kan er niets aan doen, ze komen me te/ke ns wc er voor de geest. Wie heeft hen gekend? Onder de thans levenden blijkbaar niet velen. We kennen hen alleen uit de beschrijving die de vader van hen gaf in zijn brieven. Verder uit het beetje dat een van de kinderen, en wel zijn oudste zoon Willem, om streeks 1950 heeft opgeschreven. Waar bleven de anderen? Hebben zij dan nooit iets geschreven of verteld? Omdat niemand ooit de moeite heeft genomen om hen op te zoeken en te vragen? Enkele jaren geleden las ik een artikel, in de Haagse Post meen ik, van een mede werker die Willem jr. in Amerika had opgezocht en geïnterviewd. En zo'n der tig jaar geleden waren er uitzendingen op de tv: Randfiguren uit de Nederlandse letterkunde... Toen leefde Walravens weduwe nog. We zijn er nooit toe geko men haar nog eens op te zoeken. Van de andere kinderen mis ik elk spoor. Jacob Het eerste dat ik me vaag herinner, is dat de familie ruim zestig jaar geleden eens op een namiddag bij ons te Soerabaja op visite was. Of ik de kinders toen al allemaal leerde kennen, weet ik niet meer. Er was in elk geval één jonge tje met zijn moeder meegekomen. Ik speelde met hem. We vermaakten ons met modder. Hij had wat van het spul in een kopje en roerde erin. 'Tjoklat' zei hij, 'Sinjo Kolas!' Zo bracht Jacob mij ertoe om chocolade met Sint Nicolaas te associëren. Enkele maanden later ging ik met mijn moeder voor een hele tijd naar Lawang. Uit logeren bij mijn oom. Dat moet wel zijn geweest tussen maart en juni 1929. Vaag herinner ik me dat mijn moeder me vertelde dat ik nu een hele boel kin deren zou ontmoeten waarmee ik kon spelen. Ze noemde mij hun namen. Dat was wat nieuws: daar in Soerabaja was ik altijd het enige en eenzame kind. Mijn vast speelkameraadje zou Jacob worden. Meestal kwam ik dan ook bij hen. Zij woonden op Lawang schuin tegenover mijn oom. In een groot huis, met (gedeeltelijk) een planken vloer en een trap die naar de verdieping leidde waar de slaapkamers lagen.* 's Ochtends waren alleen de drie klein tjes thuis. Jacob was even oud als ik. We deelden elkaar plechtig onze leeftijd mee en kwamen tot de conclusie, dat we alle bei vijf jaar waren, dus op elkaar aange wezen om samen te spelen. Wat we dan ook deden. Dan had je Maarten, hij werd toen Marten genoemd, die was vier en speelde niet altijd met ons mee. Mocht hij dat misschien niet van z'n 'grote broer' Jacob? Hij kon zich ook best alleen amuseren, of met de kleine Lize, van tweeënhalf jaar. Lize uit te spreken als Liesje, later werd dat Lies. Soms kwam Jacob ook bij mij. En een enkele keer kwam de kleine Marten mee. Hij sprak zijn Nederlands heel beschaafd, maar was zoals veel kleuters vindingrijk waar het 'nieuwe woorden' betrof. Hij noemde sigaretten 'rokens'. Ik geloof dat hij meer babbelde dan Jacob. Mijn moeder vond hem heel erg lief en wilde geen kwaad woord over hem horen. Als Jacob bij ons op bezoek was, bega ven we ons naar de ruïnes van mijn oom z'n koeienstallen. Nauwelijks een jaar geleden hadden daar nog zijn zwartbon te koebeesten staan herkauwen. En nu was het dak al gedeeltelijk ingevallen. We liepen tussen de boxen met de gemetsel de voederbakken van de ex-sapi's. Bij elk ervan zat een ijzeren ring in de muur vast. Ik vertelde Jacob dat daar vroeger koeien aan vastgebonden werden. Maar nou was alles al kapot. Dan trokken we beiden aan zo'n ring. Jacob zei: 'Ik kan, als ik wil deze wel uit de muur trekken, maar ik doe 't niet!' Waarop ik me haastte hem te bezweren dat ook volstrekt na te laten. Ik voorzag het instorten van het hele bouwwerk, en nog veel meer de knorren die we zouden krijgen wegens het kapotmaken van het eigendom van volwassen mensen - ons eigen speelgoed mochten we al niet eens stuk maken! Ik geloofde echt dat het hem zou zijn gelukt. Hij beweerde namelijk veel sterker te zijn dan ik. Ik had nog te weinig ervaring om echt onderscheid te maken tussen bluf en realiteit. In onze tuin was verder weinig te bele ven. Daarom speelde ik in de ochtend uren vaker bij hem. Bij die gelegenheden zwierven we rond door hun uitgestrekte tuin. Jacob liet me de groentetuin van zijn vader zien. En ergens een wildgroei ende struik, met daarin een nestje, waar in een vogeltje op een ei zat te broeden. We keken alleen en lieten het beestje ver der met rust. Het vogeltje was volgens Jacob eigendom van de hele familie. Wij mochten niet op eigen houtje het achter ste deel van het erf betreden, dat afhelde De foto bij dit artikel is afkomstig uit Dirksland tussen de doerians, de bio grafie van Willem Walraven door Frank Okker, die onlangs bij uitgeverij Bas Lubberhuizen verscheen. Dirksland tussen de doerians is een paperback van 272 pagina's en kost f 49,90. ISBN 90 76314 438. moessQn 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 40