De overwinning van
de menselijke geest
Tekst: Hans Neijndorff
Veerkracht
moessQn
ik ben geboren en opgegroeid m
Nederlands Oost-Indië, het huidige
Indonesië. Toen de oorlog uitbrak in de
Pacific 8 december 1Q41diende ik in
het Koninklijk Nederlands-Indisch
Leger. Na de val van Java in maart
1Q42 iverd ik geïnterneerd in kampen
in SoerahajaSingapore en I hailand
voor ik te iverk werd gesteld aan de
beruchte Birma-Siam spoorweg die
250.000 mensen het leven kostte
Meer dan 60.000 oorlogsgevange
nen kwamen om. Zij stierven
door uitputting, door gebrek aan
slaap en rust, slechte voeding, bruut
lichamelijk geweld, voortdurende kwel
ling, het ontbreken van medicijnen, het
gebrek aan hygiëne, onvoldoende of hele
maal geen medische hulp, tropische ziek
ten, beschietingen en bombardementen
door geallieerde vliegtuigen, door wan
hoop, neerslachtigheid, heimwee en een
zaamheid, terwijl anderen de wil om
verder te leven maar opgaven.
Er werd vastgesteld dat één gevangene
per twee dwarsliggers is gestorven bij de
aanleg van de 'spoorweg van de dood'.
In het perspectief van de tijd gezien was
het een relatief korte periode van mijn
leven, maar de meest dramatische en
zeker de meest traumatische ervaring. Ik
word er nog steeds aan herinnerd door
vreselijke nachtmerries of slapeloze nach
ten, ofschoon het al meer dan 50 jaar
geleden gebeurde.
Ik maakte kennis met de zinloosheid van
menselijke misère en wrede slavernij, het
ontluisterende gebrek aan alle gemak, de
zinloze afwezigheid van privacy, de
obsessie om alles wat eetbaar was te eten.
Psychische wonden
Ik leerde wat het is om wanhopig ziek te
zijn en geheel afhankelijk te zijn van het
gedrag van je bewakers. We leerden wat
honger werkelijk betekent, althans slechts
voor een kortstondige periode in vergelij
king met de meeste volkeren van de
derde wereld waar honger en armoede
een nooit eindigende staat van leven is.
Als oorlogsgevangenen werden wij
geconfronteerd met mensen die in staat
waren wreedheden te organiseren en in
ernstige mate sadistische handelingen te
plegen. Wij leden aan lichamelijke en
mentale ziekten die sommigen onder ons
kreupel en ziek maakten voor de rest van
hun leven. Ze hebben diepe psychische
wonden geslagen die nooit zullen helen.
Ik herinner mij de dodelijke kampen aan
de rivier, de tien soms twintig uren wer
ken per dag, de intense hitte, de wrieme
lende en kruipende insecten en reptielen
die 's nachts op ons vielen, de mieren en
wormen, de slangen en de schorpioenen,
de overdag altijd aanwezige vliegen en de
muggen die ons na zonsondergang plaag
den, de dodelijke ziekten zoals de
gevreesde malaria, dysenterie, cholera,
bcri beri, knokkelkoorts, scheurbuik, her
senvliesontsteking, tropische zweren,
ziekten van de huid zoals schurft, hepati
tis, de voortdurende maagkwalen, de vre
selijke dorst en uitdroging en natuurlijk
het gebrek aan geneeskundige behande
ling en medische hygiëne.
Maar het meeste van alles leerden wij de
waarde van vrijheid kennen. Wij streden
met de psychologische last te leven onder
een willekeurig regime. En wij keken uit
naar de dag dat wij weer vrij zouden zijn.
Dat wij alles zouden kunnen doen wat wij
wilden of niet, zonder schildwachten om
ons te stoppen. Om het aangezicht van
de aarde te kunnen zien, de bergen, de
rivieren, de bomen en de bloemen, de
velden, meren en oceanen zonder prik
keldraad of afrastering dat ons het gezicht
beneemt.
Maar ik wil werkelijk niet de vijandelijk
heden van het verleden weer oproepen en
de verschrikkingen van de oorlog. Dit is
geen totale afrekening van het ongelofelij
ke lijden en achteruitzetting van die aan
grijpende jaren. Het kan ook niet.
Wij lieten als oorlogsgevangenen vasthou
dendheid zien, uithoudingsvermogen,
aanpassing en veerkracht. Wij lieten de
wereld zien dat wij overwinnaars waren.
De tijd wist alle herinneringen, ofschoon
sommige nooit zullen verdwijnen.
Ik wil me niet laten voorstaan alle kennis
te hebben over oorlog, ofschoon ik meer
dere oorlogen meemaakte. Ik zag strijd en
ik verbleef drieënhalf jaar in gevangen
kampen. Het zou mooi zijn als de wreed
heden van de oorlog nooit meer zouden
voorkomen.
In plaats van een wereld met vrede,
zekerheid en begrip, mogelijk gemaakt
door kennis en technologie, leven wij nu
in een wereld op de rand van een bank
roet, achteruitgang van het milieu, tekor
ten aan energie, hongersnood en
voortdurende dreiging van oorlog. Nu ik
dit schrijf (einde september 1999), drie
maanden van een nieuw millennium ver
wijderd, zijn er nog rond 22 oorlogen uit
te vechten in onze wereld. Genocide is
een bijna mondiale epidemie geworden.
Wij hebben leren begrijpen dat de werke
lijke vijand niet de Japanners of de
Duitsers waren, maar de oorlog als zoda
nig.
Ofschoon ik voel dat de tijd daar is voor
de Japanse regering om het voorbeeld te
volgen van de Duitse regering om een
spijtbetuiging te uiten voor de volkeren
van de eertijds bezette landen in Oost- en
Zuidoost-Azië voor de vreselijke wanda
den die het Japanse leger heeft begaan en
om oorlogsschade te vergoeden nog
voordat al de voormalige gevangenen zijn
gestorven.
Oeef niet Ootl de schuld
Alle plannen tot dusver bedoeld om de
oorlog uit te bannen zullen vergeefs zijn
zonder de wil tot vrede. Het verlangen
naar vrede is universeel, de wil tot vrede
is dat niet.
Ik wil deze beschouwing en deze herinne
ring beëindigen met een citaat van de
Apostel Jacobus. Hij schreef een hartver
warmende brief naar enkele christenen
uit de eerste eeuw die door vervolging
werden getroffen. 'Als je strijd onder
vindt', schreef hij, 'en als je oorlog mee
maakt, geeft dan niet God de schuld.
God wil dat niet, maar de menselijke
slechtheid veroorzaakt alle oorlog en
geweld'.
En tot slot de onsterfelijke woorden van
Franciscus van Assisi: 'Heer, maak mij
een instrument van vrede. Waar haat is,
laat ons dan liefde zaaien, waar droefheid
is, vreugde'.
Vertaling uit het Amerikaans:
Jan Soullié
18