De Wal ravens (II) Tekst: H.E. Wolff Voorzeker is het dwaas om nu nog iets te willen toevoegen aan de vele kritieken en besprekin gen die er na de oorlog aan het oeuvre van Willem Walraven zijn gewijd. Dat ga i h dus h eslist niet doen. 'oals de titel zegt, gaat het me om de mensen ze If, het gezin Walraven. Dus ook en vooral over zijn vrouw en kinde ren. Want ik kan er niets aan doen, ze komen me telkens weer voor de geest. W illem Wat niet zo leuk was, was dat Jacob, die de hele ochtend lief met mij had gespeeld, plots van houding ging veran deren en probeerde de ouderen tegen me op te zetten. Hij begon met ruzie maken en bekvechten. Volgens mij zon der enige reden. 'Hanna!', riep hij plotseling. 'Zo-even heeft Herman dat vogelnestje beetgepakt en toen is het eitje gevallen.' Het grote meisje reageerde niet, maar Willem pakte me bij mijn armen en deed alsof hij me aan zijn zegekar wilde vast binden. Ik raakte in paniek en voelde me volslagen hulpeloos. Ik kon me toch onmogelijk verweren tegen zoveel bruut geweld en zulke vuige leugens! Hanna redde mijn leven, naar ik meende door haar ondeugende broertjes te gelasten op te houden... Ten slotte lieten ze me los en ik holde naar huis, waar ik onder veel hete tranen verslag deed van de hondse behandeling die mij was overkomen. Mijn vader zat in Soerabaja. Oom Ernst gaf me slechts het advies om dan maar niet meer met die kinderen te spelen. Hij had makkelijk praten! Van mijn moeder eiste ik zo'n beetje dat zij bij Jacobs moe der haar beklag zou doen. Inderdaad ging ze die middag naar haar vriendin. Weet niet waarvoor. Ik ging mee. Wat de vrou wen bespraken, vernamik niet. Maar de kinderen waren allemaal aardig voor mij. Walraven 's vriend Arie Goote met de drie oudste kinderen. Willem reed nog steeds op zijn driewie ler, maar stapte af en zei: 'Herman is lief!' Hij had een papieren muts gevouwen, die hij mij opzette. 'Maar voorzichtig zijn', zei hij, 'want hier zit een sp- sp- speld.' Ik was de och tend nog niet vergeten en schijn vrij koel gereageerd te hehben. Ik verdacht hem van huichelachtigheid. Toch geloof ik dat juist Willem het eerlijk meende. Hij had in wezen een veel aardiger karakter dan Jacob. Al onderkende ik dat toen niet, en onze beide moeders evenmin. Willem had het destijds al niet gemakke lijk. Ik meen me te herinneren dat mijn papa wel eens zei dat hij met Willem te doen had, omdat de arme jongen zo stotterde. Ik geloof niet dat zijn beide ouders ooit geweten hebben waar dat aan lag. De vader noemde het 'de vloek der Walravens', omdat ze er erfelijk mee belast waren. In feite is niet het stotteren erfelijk. Wel de linkshandigheid, die als ze met geweld wordt onderdrukt, onher roepelijk tot de nerveuze storingen voert, die het stotteren veroorzaken. Is het niet tragisch? Waarschijnlijk heeft Willems moeder, overigens met de beste bedoelingen van de wereld, aan die aanleg voor links streng en hard een eind gemaakt. Voor een inlandse was linkshandigheid iets onduldbaars, bijna misdadig. Je kunt een Indonesiër zwaar beledigen door hem een zaak met je linkerhand aan te reiken of daarmee iets aan te pakken. Ik vond moeder Walraven trouwens erg streng jegens haar jongens. Dat wil zeg gen vooral tegen de zevenjarige Willem. Op een middag toen ik er speelde, ver namen we een hevig gekrijs in de bin nenkamer. Ma Walraven was bezig haar oudste zoon te tuchtigen. Met een bezemsteel probeerde ze hem op zijn bast te slaan. Het joch brulde huizen hoog en sprong als een kakkerlak op en over de strijktafel en naar alle hoeken en gaten. Dat maakte op mij een beangsti gende indruk. Thuis was ik zo iets niet vaak gewend. De enkele keer dat ik als stoute kleuter er van langs kreeg, mikte mijn moeder met een zwiepende sapoe lidi op mijn beentjes; nooit sloeg ze met een bezemsteel in het wilde weg. Wat Willem had misdaan of nog wou mis- moessQn 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 40