Mêmê Kopo, iets voorbij Buitenzorg. Toen de oorlog uitbrak, vluchtten wij, mijn moeder met acht kinderen, er ook heen. Na enkele weken, moesten we daar weer weg. En nog later kwamen we opnieuw in Buitenzorg terecht, op een ander adres. Omas huis werd bewoond door mijn oom met zijn gezin en oma bleef liever bij ons. Zo is ze, ondanks veel omzwervingen, altijd bij het gezin van mijn moeder gebleven. Zelfs op negentigjarige leeftijd probeerde ze nuttig te blijven. Altijd hapjes voor de familie kokend, op haar petroleumstel. Als ieder een na het eten luidruchtig zat na te pra ten, ging oma stilletjes naar de keuken om alvast aan de afwas te beginnen. Op een kwade dag kreeg ze een trombose- aanval, die zo hevig was, dat ze onmiddel lijk geopereerd moest worden. Een paar uur daarna stierf ze. Geen lang ziekbed, waar ze zo bang voor was. Gelukkig maar. De andere oma, was voor ons oma Petodjo. Wij woonden voor de oorlog in Batavia en hadden in die tijd, dus meer met haar en opa te maken. Met haar is alles heel anders gegaan. Ze was ook heel anders. Met opa woonde ze in een gewoon stenen huis met een aangrenzend pavil joen, waar mijn ouders in het begin van hun huwelijk woonden. Oma liep altijd keurig gekleed door het huis met een sleu telmandje aan haar arm. Er waren dagelijk se rituelen in oma's huis. Alles ging op zijn tijd. In de open galerij stond een krossi males voor opa en verder wat rotanstoelen, voetenbankjes en een grote, ronde tafel. Gek genoeg geen enkele plant. Ook in de tuin niet. Er stond alleen een prachtige flamboyant bij het voorpad en de achter tuin was een fors grasveld, waar een hok op poten in stond, voor Mêmê, de bok. In huis liepen altijd wel een paar honden rond en zat de kanariepiet in zijn kooi. Elite och tend ging de kanariepiet onder de douche in de badkamer. Als Isa, de hulp, 's avonds naar huis ging, moest ze eerst vijf bordjes op de grond van de achtergalerij zetten, gevuld met rijst en vis, voor de zwerfkatten van de kampong. Zelfs in oorlogstijd ging dit ritueel door. Oma was niet mis tegenover haar personeel, twee vrouwen en een manusje van alles. Ze eiste veel van ze en toch vlogen ze voor haar; ook in benarde tij den. Dat kwam, denk ik, omdat oma behal ve streng, wel eerlijk was en bovenal gul. Als er iemand ziek was, betaalde oma de kese- hatan en de medicijnen en dan ging er dagelijks eten naar de kampong. Dat soort gebaren vond ze heel vanzelfsprekend. Verkade-biscuit We waren nog heel jong, toen onze vader stierf. We werden daarna erg verwend door oma. En toch was ze tegenover ons ook vaak niet mis. We moesten bijvoorbeeld altijd schone nagels en tanden hebben en de schoenen gepoetst. Bij ons thuis hadden we daar geen tijd voor, mijn moeder moest de kost verdienen, had een pension ge opend en zei altijd dat de bedienden voor het pension waren en niet voor ons! En zelf letten wij daar natuurlijk niet op, wat weer strubbelingen met oma gaf. Maar met Sint Nicolaas bijvoorbeeld, was het heerlijk. Dan mochten we bij oma loge ren en als we 's middags een dutje deden, werd er opeens op de slaapkamerdeur gebonsd. We schrokken zogenaamd maar moesten toch van oma de deur open doen. Daar stond dan de hele voorgalerij vol cadeautjes. Na het uitpakken dronken we thee en mochten we met zijn vieren een heel blik Verkade-biscuit opeten. Eens in het jaar gingen we met oma en opa naar de Pasar Gambir. Opa in witte djas toetoep en oma in zwarte japon met een fijn strooien hoed op, die ze van haar oud ste dochter uit Holland kreeg toegestuurd. Er werd dan een taxi aangeroepen, zonder cornet, anders was er geen plaats genoeg voor ons. Dan kwam weer die vreselijke verwennerij, waar we zo intens van geno ten. We mochten overal in en van alles kopen. Opa betaalde wel. Als we voldaan naar huis gingen, kocht oma nog lekkere krak-ketan, om thuis op te eten. Dit duur de enkele jaren, totdat mijn moeder her trouwde. Reumatiek Tenslotte verhuisden we naar Oost-Java. Behalve af en toe een briefje, verloren we de oudjes uit het oog. We waren intussen pubers en ons leven veranderde. De oorlog brak uit en we kwamen naar West-Java terug. Helaas, voor ons vieren, ging de familie in Buitenzorg wonen. We zagen oma Petodjo zelden meer. Maar toen de oorlog een half jaar geduurd had en we intussen al ons have en goed waren kwijt geraakt, zag mijn moeder het niet meer zit ten. Er waren immers geen inkomsten? Daarom gingen mijn zuster en ik weer naar oma, voor een poosje. Oma was intussen een stuk ouder en kon bijna niet lopen van de reumatiek. Ze kwam de deur niet meer uit. Mijn jongste tante met kind, wiens man geïnterneerd was, woonde ook bij oma. Opa wandelde nog wel, maar erg fit was hij niet meer. Mijn zuster en ik deden boodschappen, maakten de bedden op en verrichtten kleine hand- en span diensten. Isa was intussen oma's persoonlij ke hulp geworden. Na een half jaar gingen we terug naar Buitenzorg. Mijn moeder had een gemeubileerd huis gekregen van iemand die het kamp in moest. Onze stief vader hoefde zich niet meer zo schuil te houden en verdiende wat met de tjatoet van allerlei spullen. Mijn moeder maakte koekjes en wij werkten hier en daar om wat te verdienen. Zo kwamen we de oorlog door en na alles, belandden we weer in Batavia. Oma moest haar huis met een andere familie delen. Opa en zij kregen de twee grote slaapkamers en het andere gezin kreeg de rest van het huis. Kort daarna stierf opa aan longontsteking en oma, krom van de reuma, ging naar een soort verpleeghuis van de kerk. Ze voelde zich diep ongelukkig. Vooral omdat de meeste mensen naar Holland vertrokken. Ook onze familie. Ze ging snel achteruit en op tweeënzeventigjarige leeftijd stierf ze wij eenzaam. Een neef en aangetrouwde nicht hebben veel voor haar gedaan, tot het laat ste toe. Wij vieren zijn hen er nog altijd erkentelijk voor. Oma Bogor in haar tuin, met een van haar zestien klein kinderen; ikzelf. 45 ste jaargang - nummer 4 - oktober 2000 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 15