Afscheid
Willem Walraven met een deel van zijn gezin in Blimbing. Foto uit: Frank Okker:
Dirksland tussen de doerians. Een biografie van Willem Walraven. Bas
Lubberhuizen: 272 pag. (paperback), ISBN 90 76314 438, prijs f 49,90.
Maar een paar dagen later was ik er toch
weer met mijn moeder. Waarvoor weet ik
niet. Het was een avond. Jacob had een ver
band om zijn knie. Hij zat op zijn driewie
ler. Moeder Walraven maande me tot
voorzichtigheid. Toen ik wat onstuimig naar
hem toe kwam. 'Hermann, pas op, denk
aan Jacobs been, dat wat jij gedaan hebt!'
Jacob riep dat het geen pijn meer deed... Of
niet erg meer was...
Hebben we die avond afscheid genomen?
Omdat de Walravens weg zouden gaan?
Naar Pasoeroean verhuizen? Ik herinner
me niet ze nadien nog op Lawang gezien te
hebben. Of heb ik de rest allemaal maar
vergeten, omdat het nieuwe eraf was...
Maanden later, ik weet niet meer of ik al
naar school ging, nam mijn moeder me
mee naar het huis dat de Walravens
bewoonden te Soerabaja. Meneer was niet
thuis, hij was voor zover ik me kan herinne
ren nooit thuis als wij er waren. Ik ontmoet
te alleen de jongens. Was het vakantie?
Willem en Jacob waren kennelijk blij me
weer te zien. Ik herinner me dat ik nog
steeds een beetje bang was voor Willem.
Maar hij was, zoals altijd, heel vriendelijk.
Blimbing
Jaren gingen voorbij. Ik dacht eigenlijk
nooit meer aan ze. We woonden inmid
dels al jaren op Lawang, waarheen we in
1931 verhuisd waren.
45 ste jaargang - nummer 4 - oktober 2000
ïiir i—ffliiMiVliptin f m
Op een dag vertelde mijn moeder dat ze
moeder Walraven weer had ontmoet.
De familie woonde nu te Malang, op
Klodjen Lor. Waarschijnlijk wilde ze
haar daar opzoeken. Ik weet niet of daar
ooit iets van is gekomen. Mijn moeder
wist van haar vroegere vriendin wel het
een en ander te vertellen. Onder andere
dat er een baby was bijgekomen. Aan
mijn vader moet ze verteld hebben dat
de heer Walraven nu voor de courant
schreef. Toch heeft mijn papa waar
schijnlijk niet geweten dat het Walraven
was die de Malangsche causerieën
schreef.
Later bleken ze verhuisd. Naar
Blimbing. Daar zijn we, mijn moeder en
ik, dan samen naar toe geweest, later.
Dat was in 1935. Welke maand weet ik
niet, vermoedelijk na juli. Ik zat toen in
de zevende klas van de lagere school.
'Wat jammer, dat Jacob vandaag niet
thuis is,' zei moeder Walraven. 'Anders
had je met Jacob kunnen spelen!'
Van de jongens waren er alleen Maarten
en Willem. Ze ontfermden zich over
mij. Willem maakte op mij een erg sym
pathieke indruk, zodat ik dacht dat hij
'in zijn voordeel veranderd was'. Met
Maarten kon je ook heel verstandig pra
ten. We vertelden elkaar van onze
school. Ik denk dat ik het meeste vertel
de. Van de oudste meisjes herinner ik
me niet veel. Waren ze er? De naam
Anna meen ik in elk geval gehoord te
hebben. De kleine Liesje was er ook, nu
uiteraard wat ouder. Ze herkende me
natuurlijk niet. Vader Walraven was
thuis, maar liet zich niet zien. Hij lag die
late ochtend op bed, zodat we niet hard
op mochten praten. De jongens namen
me mee voor een wandelingetje. Er was
bij hen in de straat net een ongeluk
gebeurd, vernamen we. Een man uit de
kampong erachter was uit een klapper
boom gevallen en had het niet overleefd.
Nadien heb ik geen der kinderen meer
teruggezien. Ze verdwenen zogezegd uit
ons leven.
Vele jaren daarna kregen we op Lawang
plotseling bezoek: mevrouw Walraven,
mogelijk met een van haar dochters.
Het was in 1943 of begin 1944. Dus in
de Japanse tijd. Mijn oom Ernst, die
toen alleen in zijn eigen huis woonde -
mijn moeder en ik woonden afzonderlijk
- ontving haar in zijn voorgalerij op een
der wankele rotanstoelen. Zij vertelde
ons dat haar man in het kamp was over
leden. Van het lot van haar zoons wist
ze toen nog niets af...
Dit was het laatste levensteken dat we
van de familie ontvingen.
N abescbouwing
Waartoe dit schrijfsel? In de eerste
plaats als mijn persoonlijke reactie op
het vele geschrijf van de laatste jaren
over Walraven. Om aan te tonen, dat de
leden van zijn gezin, die hij soms in zijn
brieven zo liefdevol beschrijft, dan weer
uit zijn vervreemding gezien met zulk
een wanhopig onbegrip weergeeft,
inderdaad als levende mensen hebben
bestaan.
Laten we niet vergeten dat het leven in
Indië destijds reëel was, dat zowel
Hollanders als Indische mensen dage
lijks met elkaar te maken hadden, dat
de vooroordelen van totoks zowel als
van Indo's tegen elkaar voortkwamen
uit de maatschappelijke druk en de
noodzaak te moeten vechten voor zijn
bestaan. En dat de mening die je over
je medemens hebt ook nog eens afhan
kelijk is van de kleine dingen die je
persoonlijk in het leven van alledag
met die medemens hebt beleefd.
En nog wat over vooroordelen. Het zal
u zijn opgevallen dat er in mijn stukje
hier en daar ook wat vooroordeeltjes
staan die ik als kind had, waarin ik
werd gesterkt of opgevoed. De jeugd
wordt thans niet met vooroordelen
opgevoed. Nou ja, alleen met 'positie
ve...'
41