I)/Vrtaonan PQIKRIE'S f PERJKELE» moess©n we ons vroe- Vlegeljaren zijn er om streken uit te halen, anders waren het geen vlegeljaren. Als ger, in boeraba/a, tijdens een stortbui in de brandgang van de Kemoeningstraat in de duiker van de Ambenganboulevard lieten zakken om ons door het kolkende water onder die boulevard door te laten meesleuren, hadden we de grootste lol en dachten nooit aan de risico 's. Nóg mooi- er vonden we het om met een paar man achter elkaar door die donkere tunnel te stuiven. Ifhö /e aan de andere kant helemaal total loss en wist je niet meer wat boven of onder was. Nog idioter was de krachtmeting tus sen de zonen van officieren en onder officieren in Kotaradja, omstreeks 1937. Dat was een complete veldslag, met lijf-aan-lijf gevechten en achtervolgingen. Als elfjarige snotneus behoorde ik tot de meelopertjes, die het hardst schreeuwden maar zich zorgvuldig uit het strijdgewoel hielden. De verpletterende nederlaag die we toen leden, kwam bij mij trouwens extra hard aan, omdat daar een geweldige schrobbering van pa op volgde. Al mijn rotsmoesjes ten spijt, vond hij dat ik had meegewerkt aan de ondermijning van de goede verstandhouding tussen het officiers- en onderofficierscorps van het garnizoen. Een beetje overdreven, dacht ik toen. Zeggen ze weieens wat over 'die jongelui van tegenwoordig'. )ase van rust In ons dorp wordt soms gegriept over het gedrag van een groepje tieners. Net als hun leeftijdgenoten elders, hebben ze hun eigen 'hangplekken'. Daar is niks mee, die had den we vroeger ook. Rond een uur of zeven, als de diverse ouders zich opmaken voor een avondje ongestoord tv-kijken, ver zamelt het groepje zich op de speelplaats van de school of de ernaast gelegen par keerplaats. Hangen ze een beetje rond en halen wat kattenkwaad uit. Dat is niet altijd leuk voor de omwonenden, daarom komt de politie er weieens aan te pas. Een enkele keer is dat terecht, maar meestal overdre ven. Ook naar de mening van een politie man, die op zo'n klacht reageerde met een relativerend: 'Dit dorp is een oase van rust. Wat hier in een half jaar gebeurt, maken we in de stad elke zaterdagavond mee.' Desalniettemin wil het hier weieens uit de hand lopen. Dan wordt er somber gepraat over verloedering, vandalisme en andere narigheden die voortspruiten uit de afwe zigheid van enig normbesef bij de heden daagse jeugd. Monument van onvermogen Een paar jaar geleden was het goed raak. Het liep tegen oud en nieuw, toen via het geruchtencircuit vernomen werd dat een groep jongeren het nieuwe jaar ludiek wilde inluiden met het in brand steken van het houten VW-kantoortje. Leiden in last, dus 18 staken enkele dorpsnotabelen en de politie de koppen bij elkaar om die vurige jaarwis seling te verhinderen. Geloof het of niet, besloten werd om een sloopauto in het park voor ons huis neer te zetten en de jon gelui toestemming te geven die in de fik te steken. Als ze maar van andere objecten afbleven. Gevolg was dat de omwonenden bij de jaarwisseling tegen een brandend autowrak aankeken. Het uitgebrande kar kas bleef nog enige weken op die plek staan, als een monument van onvermogen. In de jaren daarna viel er niets bijzonders voor. Toch vond een dorpsbewoner het nodig om zijn gal te spuwen over het gedrag van de jongelui. Hij schreef een pit tig stukje in het orgaan van de dorpsraad. Wat hem het meest stoorde was het gefiets en gejoel op de speelplaats. Zelf woont hij er ver vandaan, maar kennelijk was hij zó begaan met de omwonenden dat hij meen de veel nadruk op die vormen van overlast te moeten leggen. Het antwoord dat hij kreeg, kwam van een meisje uit die groep. 'Meneer, wat valt me dat tegen van u', schreef ze. 'Wat geeft 't dat wij op de speel plaats lol maken. Het is een openbare ruimte. Als de school uit is, mag iedereen daar komen. U ook. Maar omdat u zo op ons kankert: weet u soms een plek waar wij 's avonds terecht kunnen zonder plat te worden gereden door de auto's die hier altijd door het dorp sjeezen? En weet u w lil misschien hoe wij ons met het beetje zakgeld dat we krijgen kunnen verma ken? Overal moeten we betalen, behalve op de plek waar we nu zitten. Daarom blijven we er komen. We doen er ook niemand kwaad mee. En als u er anders over denkt, kom dan een keertje met ons praten.' Heeft die meneer nooit gedaan. bajan^ Nog niet zo gek lang geleden moest ik 's avonds mijn auto zien kwijt te raken op de parkeerplaats naast de school. Er was nog slechts één plek over, helemaal achterin, vlak naast het groepje jongelui. Toen ik daar aan het manoeuvreren sloeg, draaiden een paar van hen zich om en riepen iets. Het ldonk niet vervelend, maar op zo'n moment voel je je toch niet echt senang. Het gebeurt maar al te vaak dat als je verbaal reageert, het niet bij roepen blijft. Ik hield me dus koest en concentreerde me op het parkeren. Maar dat ging een beetje moeilijk, omdat aan de ene kant een betonnen paaltje me in de weg stond en aan de andere kant die jon gelui. Net toen ik er over dacht om elders naar een plaatsje te zoeken, maakte een jon gen zich los van de groep. Hij had zijn base ballpet dwars op z'n kop. Die jongen posteerde zich recht voor mijn auto en gaf met zijn hand het stopteken. Nou begint het gelazer, dacht ik. Maar niets daarvan. Tot mijn verbazing liet de jongen zijn hand zak ken, gebaarde naar zijn maten dat ze hun fietsen iets opzij moesten zetten en dirigeer de mij naar mijn plaats. Ging perfect. Toen ik uitstapte nam hij zijn pet af en maakte een zwierige buiging. d'Artagnan was er een houten Klaas bij. Omdat ik niet achter wilde blijven, maar alle soepelheid van lijf en leden al lang kwijt ben, nam ik mijn toe vlucht tot een stram militair saluut. Smeet die jongen zijn pet tegen de grond en keek met gespeelde vertwijfeling naar zijn maten, alsof hij zeggen wilde: heb je ooit zoiets gezien? Zijn maten, die al die tijd zwijgend hadden toegekeken, beloonden onze panto mime met applaus en gelach. Toen ik een tijdje later terugkwam, waren ze weg. Sajang, want toen stond er op hun plek een dikke auto en moest ik zonder assistentie weg zien te komen. Was trouwens niet echt moeilijk, want d'ruit gaat meestal makkelij ker dan d'rin.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 18