was het water van de Vliet anders, was het groen van de bladeren anders. Ik ondervond gewoon geen leuke dingen in Nederland. Wel mooie dingen met m'n ogen, maar niet gevoelsmatig. Ook al was ik pas tien en ook al had ik dat pas later door, ik wist wel goed het onder scheid te maken tussen daar en hier. Als ik bijvoorbeeld tijdens de oorlogsjaren op een bruggetje stond, in de lente en ik zag die jonge, frisse kleur groen van de bomen, dan kon ik wel janken. Waarom? Omdat het dezelfde kleur groen was als de jonge sawah's.' 'Het Indische leven, daar werd bij ons niet over gepraat. Ik was zeventien toen ik mijn moeder voor het eerst Maleis hoorde praten! Er kwamen twee Malino- studenten bij ons op bezoek. Als geschenk hadden ze een trommeltje tjengkeh, kruidnagel meegenomen. Wat een schok, ik kon mijn eigen moeder niet verstaan. Ze was aan het Metsen en lachen, want ze moest naar woorden zoeken. Het was voor haar natuurlijk ook al zo lang geleden. Ik moest echt op zoek gaan, er was niks geschreven. In 1954 las ik voor het eerst Maria Dermoüt. Later ben ik er trou wens achter gekomen dat mijn groot moeder Louisa de naaister was van het gezin Dermoüt. Ze komt ter sprake in het verhaal 'De goede slang'. En ik vroeg aan m'n moeder: ken jij Paso? En toen kwam het los. Jazeker, ze liep wei eens naar Paso, dat was een landengte. Ze liep wel eens naar Paso, daar deed ze dan een dag over. Ja later, vertelde ze, wilde men er een kanaal graven, zodat de schepen gelijk naar Kota Ambon konden, in plaats van helemaal langs het schiereiland Leitimor. Dat kanaal werd gegraven, maar slibde elke keer weer dicht en er kwamen graafmachines en alles. Daarna was er nog een Engelse firma. En ik dacht: Ja, dat weet zij dus, waarom weet ik dat dan niet eerder? Het waren dingen die eigenlijk allang verteld had den moeten worden! "En naderhand kwam er een Japans bedrijf en toen die ging graven, kwam er bloed uit de grond." Daar was ze absoluut zeker van. Toen ik daar veel later kwam, zeiden de bewoners ook: "Ja, dat verhaal kennen wij." Maar ik wist niks! Ik hunkerde zo naar informatie dat ik op een gegeven moment Indonesisch ging leren. Ik zei tegen mijn moeder dat ik haar taal aan het leren was, maar ze keek me alleen maar aan en zei niets. Dat het Indonesisch haar taal helemaal niet was, besefte ik op dat moment pas.' 'Mijn moeder en ik zijn nog samen naar Indonesië gegaan, in 1973. Maar ze wilde met mij niet naar de Molukken. 'Daar is niets te beleven', zei ze. Zelf was ze nog in 1968 geweest. We zijn naar de Boroboedoer gegaan, de Plantentuin, heb ben kraters gezien. Waarom ze niet naar de Molukken wilde? Het was niet meer belangrijk voor haar. Toen ik ernaar Een verscheiden heid aan mensen uit het kampe ment. Mijn vader in pyjama en rnijn moeder met hoed. vroeg aan het einde van haar leven, maakte ze een draaiende beweging met haar handen, vóór zich, alsof ze iets ver brak: poetoes, zei ze. Het is verbroken toen ze daar wegging. En natuurlijk toen ze met m'n vader trouwde. Dat heb ik ook in mijn eerste boek geschreven: "Toen het zeker was dat zij zou trouwen met een Belanda, voer haar moeder met een prauw naar het eiland Haroekoe, naar het dorpje Oma, waar hun voorou ders vandaan komen. En daar, in de Baileo, waar magische krachten schuilen en adatzaken besproken en geregeld worden, heeft zij die voorouders om begrip gevraagd voor het feit dat haar dochter de adat niet meer zou kunnen naleven. En om vergiffenis; zodat haar kinderen zouden leven." Dus die beslissing is twee generaties terug al genomen, en dan kon deze meid wel van alles willen weten, maar er was niks. De banden waren verbroken.' 'Ik heb wel een tik gekregen van dat Indische, ik schaamde me er een beetje voor. Ik wilde bijvoorbeeld niet Wieswies genoemd worden door m'n moeder. Als er visite kwam, zei ik tegen m'n moeder: Zeg maar Louise. Maar later, toen ik in Oma was op Haroekoe, liep ik daar en werd ik ineens geroepen: 'Wiesje' - op zo'n zangerige, hoge toon. Toen viel alles op z'n plaats. Ik was thuis.' Clara Hukom is een beklemmend boek geworden, over de onrechtvaardigheid en de angst waar je dagelijks mee moest leven. Maar mijn moeder komt naar voren als een sterke vrouw. In Blangkedjerèn kweekte mijn moeder rozen. Ook om een beetje kleur te krij gen in dat grauwe bestaan. Je moet ruimte voor jezelf hebben, besefte zij, anders ga je kapot. Dat merk ik nu ook, nu mijn man veel zorg nodig heeft: ik moet m'n eigen dingen blijven doen, creatief bezig blijven, anders ga ik er zelf aan onderdoor. Natuurlijk voel ik een sterke verbonden heid met mijn moeder, maar de dingen die ze me heeft geleerd, ontstijgen eigen lijk het Indische of het Molukse. Het zijn meer universele waarden.' Clara Hukom Verhalen uit Blangkedjerèn en Is Militair. Is Militair door Wies van Groningen Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers: 92 pag. (paperback) ISBN 90 67729 17 4 prijs 19,50 45 ste jaargang - nummer 6 - december 2000 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 25