Kunst
Jakarta
Tekst: Rob Mulders
schudde zijn hoofd en zei: 'Die vent kon
een rennende kantjil op honderd meter
raken. Maar toen hij op de Hollanders
schoot, ontplofte zijn ketjepék. Bledar!
Net zoals die van zonet.'
Na een keer geslikt te hebben, infor
meerde ik of die schutter dat wel had
overleefd. 'Jawel, hij is zo sterk als een
karbouw,' knikte Sjahdoellah. 'Maar het
heeft niet veel gescheeld. Zijn vrouw
heeft hem eerst naar hun ladang
gebracht, maar omdat zijn wonden niet
wilden helen, is ze later met hem naar de
toean dokter van het detachement
gegaan. Die heeft hem toen geholpen.'
Op mijn vraag of de ongetwijfeld ernsti
ge verwondingen geen argwaan hadden
gewekt bij de dokter, knikte Sjahdoellah
en zei: 'Natuurlijk wel, maar omdat die
schutter niet eens meer kon praten en ze
elkaar toch niet zouden hebben verstaan,
heeft zijn vrouw de dokter toen met
gebaren wijs gemaakt dat de bijl van
haar man bij het kappen van een boom
op een knoest was afgeketst.'
Met een woeste zwaai van zijn armen en
een misselijkmakend 'ketjak!' maakte
Sjahdoellah duidelijk waar die bijl was
terechtgekomen. Het ergste was nog dat
hij daarbij beide handen over de onder
kant van zijn afzichtelijk vertrokken
gezicht sloeg en deed of hij flauwviel.
Ging ik van de weeromstuit bijna tegen
de vlakte.
Ketjeuóer
Van die verzameling ingeleverde ket-
jepéks hebben we later een enorme
brandstapel gemaakt, midden op een
zandbank. Een jerrycan benzine erover
en toen de fik erin. Dat was een prachtig
gezicht, leek wel een Paasvuur. Behalve
toen het begon te knallen en te fluiten.
Zaten er kennelijk nog wat kruitladingen
en zo in een paar van die rotdingen.
Sjahdoellah en ik hebben toen de hon
derd meter binnen tien seconden gelo
pen. Moest ook wel, want op die kale
zandbank was nergens dekking te vin
den. Daar droom ik soms nog van.
Volgens Sjahdoellah was de naam ket
jepék trouwens afgeleid van de geluiden
die dat wapen maakte bij het afvuren:
eerst een weifelend 'ke' bij het overhalen
van de trekker, dan een waarschuwend
'tje' wanneer de haan vrijkwam en ten
slotte een luid 'pék!' als die haan door
het ontspannen van de spiraalveer op
het vuursteentje insloeg. Meestal zonder
resultaat, zei ik tegen Sjahdoellah, want
anders zou dat gammele wapen niet ket
jepék maar 'ketjedóer!' geheten hebben.
Kon hij niet om lachen.
at er de laatste tien a twaalf jaren
een groeiende belangstelling is
geweest voor Indische schilderkunst
is geen nieuws. De grootte van deze interes
se werd echter afgemeten aan de stijgende
prijzen en de hoogte van de bedragen die
voor deze werken op de veiling werd
betaald. Door de economische crisis in
Zuidoost-Azië eind 1997 met als absoluut
dieptepunt mei 1998, toen de tanks door de
straten van Jakarta reden, viel er een groot
gat. De veilingen die in Singapore werden
gehouden, dreven op enkele dure stukken
en voor de markt in Nederland was er nog
maar weinig eer te behalen met als gevolg
dat er hier nauwelijks nog enige aandacht
aan Indische schilderijen geschonken wordt.
Dat met het wegzakken van de waarde van
de rupiah ook de interesse in Indonesië voor
schilderkunst gedaald zou zijn, is echter een
grote misvatting. Uiteraard zijn er wat prijs-
correcties gepleegd, maar in het algemeen
durf ik gerust te stellen dat er juist een grote
re en bredere belangstelling is. Als bewijs
mag onze laatste in Jakarta gehouden veiling
gelden.
Als nieuw 'Indië-ganger' (mijn eerste bezoek
aan Indonesië dateert van zo'n zes jaar gele
den) viel mij telkens al de grote artistieke
kwaliteit van hedendaagse Indonesische
kunst op. Het is niet verwonderlijk dat voor
deze hedendaagse kunst een levendige
markt is ontstaan met een groep jonge
enthousiaste verzamelaars. Natuurlijk
bestaat er nog steeds verzamelwoede voor
de klassieke Indische kunst van Hofker,
Strasser, Adolfs en anderen, maar ook de
werken uit de jaren zestig, mijn persoonlijke
favoriete periode, van Popo, Affandi en
Hendra vinden gretig aftrek.
Inhakend op deze gecombineerde markt
was het niet verbazingwekkend dat de zaal
tijdens de veiling in het Aryaduta Hotel, in
oktober 2000, waar ik optrad als veiling
meester, afgeladen was. Geld en kunst gaan
al eeuwen hand in hand en er werden top-
bedragen betaald voor uiteraard Hofker (2,6
biljoen rupiah; bijna 800 duizend gulden)
en Hendra (550 miljoen; 170 duizend gul
den), maar ook voor hedendaags werk
waren bedragen van 50 tot 100 miljoen
rupiah geen verrassing.
Met de stap om in Indonesië te gaan veilen,
wordt er een bredere groep kopers bereikt
en zal er uit zichzelf een nieuwe, meer uitge
balanceerde, markt ontstaan. Met gespan
nen verwachting kijk ik dan ook uit naar de
volgende veiling in april en ik hoop dat alles
weer op rolletjes zal lopen. Op zichzelf is dat
al een hele kunst in Jakarta.
R.O.B. Mulders is general manager voor
Glerum/Larasati Auctioneers. Hij werkte meer dan
twintig jaar voor Sotheby 's en heeft zich vanaf QQ7 bij
Veilinghuis G/ei 'um toegeleqd op de veilingen in
in Zuidoost-Azië. Vanuit Amsterdam bezoekt hij regelma
tig de regio en zal u van tijd tot tijd op de hoogte hou
den van de kunstontwikkelingen in Indonesië.
Lee Man Fong: Jongen met waterbuffel.
Olieverf op board, 49 x 79 cm, taxatie:
f 15.000 - 20.000. Veiling op 22 april in
Jakarta. Zie Agenda, pagina 44.
45 ste jaargang - nummer 8 - februari 2001
15