Z// ici 1de bij alles
naadje
van de kous
weten
zij dag in, dag uit leefde. Vanuit die stoel
regeerde zij en gaf vriendelijk haar
orders die leken op aantrekkelijke aan
biedingen: 'Zeg Rick, ik denk dat jij best
trek hebt een portie saté babi.'
Ik natuurlijk: 'O, zeker tante, lijkt me heer
lijk.'
Tante Dé: 'Ajo dan, jong, wil jij even
halen, drie straten verder is een toko waar
je dat leunt kopen, tante zal je geld geven.'
Of zo van: 'Zeg Rick, jij lust vast wel kof
fie, is 't niet? Moet je zelf even zetten jong.'
Ach, ik vond het ook wel een soort boe-
renslimheid van haar om zich op die
wijze het leven wat aangenaam te
maken. Wat is er niet lekkerder in het
leven, dan je zelf een beetje door ande
ren te laten verwennen? Zeker als je
tachtig of negentig jaar bent heb je toch
wel recht op wat verwennerij. Bovendien
is dat ook nog een beetje adat, dat je als
jongeling zo de ouderen wat in het zon
netje zet. Ze had groot gelijk.
Standsgevoel
Komisch vond ik altijd haar gevoel voor
standing waar zij erg aan hechtte. Een
goede opleiding, het ver geschopt heb
ben, dat telde in het leven en daarnaar
beoordeelde ze ook de aanstaande brui
den en bruidengommen van de tweede
Indische generatie van onze familie.
Bovendien moest iedereen er vooral ook
knap uitzien, goed gekleed zijn, goede
manieren hebben en charmant zijn.
Voldeed je niet aan die norm dan viel
onherroepelijk de hakbijl: kassian, niks-
nut, hopeloos geval. Eigen schuld, dikke
bult. Ik herinner me dat zij een Rijnreisje
maakte met andere bejaarden en mij na
afloop vertelde. 'Adoeh Rick, tante heeft
daar zóóóó'n knappe man ontmoet. Met
baard en pijp. Heel interessant. Ik praat
met hem en vraag hem naar wat hij zoal
heeft gedaan. En, adoeh, hij vertelt mij
(hier keek zij zéér verbaasd) dat hij sla
ger was geweest. Nou ja.'
Ik zeg: 'Wat bedoelt u?' Al vermoede ik
gelijk dat ook dat beroep weer veel te
min voor haar was. 'Nou ja', zegt ze.
'Begrijp je dat dan niet, slager, slager,
dat past toch niet bij tante!'
Ik zeg: 'Dat is anders toch een heel eer
baar beroep, tante. Stel nou eens dat er
geen slagers waren, dan kon u ook niet
van die lekkere saté babi eten.'
Ze keek me aan met zo'n blik van: Ach,
dat jij dat dan niet begrijpt. Inwendig
moest ik natuurlijk ontzettend lachen,
maar ik speelde de vermoorde onschuld.
Op een ander moment zei ze: 'Zeg Rick,
jij bent beleidsambtenaar bij de gemeen
te. Mooi is dat. Maar hoeveel modaal
verdien jij eigenlijk? En wanneer word jij
dan burgemeester?'
Het bleef voor haar belangrijk in te
schatten of ook ik wel 'een heer van
stand was', om met Ollie B. Bommel te
spreken. Want mocht dat niet het geval
zijn, dan kreeg ook ik bij haar dat duwtje
naar de glijbaan die uitmondde in die
poel van stumpers die het allemaal niet
'gemaakt' hadden.
Haar precies uitleggen wat ik verdiende,
leek me een overschrijding van de priva-
cygrenzen en haar uitleggen dat je van
beleidsambtenaar in de eigen gemeente
helemaal geen burgemeester kan wor
den, leek me een te ingewikkeld verhaal.
Kortom, op zo'n vraag kon ik alleen
maar wat geruststellend antwoorden dat
het bij mij wel allemaal goed zat. Maar
aan die pientere oogjes van haar zag ik
dan onmiddellijk dat die reactie voor
haar toch onbevredigend was. Zij wilde
gewoon, zoals bij alles, het naadje van de
kous weten.
Verdomhoekje
Indische jongens moesten volgens tante
Dé vooral mooie Hollandse blanke meis
jes trouwen, want die Indische meisjes
die waren te sloom voor de huishouding.
Iets wat mij altijd erg verbaasde, omdat
het toch een rare verloochening van de
eigen afkomst is om zo aan te dringen
op een 'spectraalverschuiving' van bruin
naar wit. Zij was toch bovendien ook op
en top Indisch. Maar reeksen andere
Indische tantes hadden dezelfde opstel
ling. Enerzijds koesteren van de Indische
jeugd en komaf, maar wat de toekomst
betreft: vooral huwen met Hollanders,
dat leek meer garantie te verschaffen
voor een goede toekomst dan een huwe
lijk tussen Indo's.
In de familiekring overleed er uiteraard
af en toe iemand, waarop ze dan tegen
mij zei: 'Weet je, Broer is dood, maar
adoeh', kwam er gelijk achteraan met
grote verbazing, 'hij heeft mij niets nage
laten.' En dan werd Broer onmiddellijk
in het drukbezochte verdomhoekje
geplaatst waar al zovelen voor hem door
tante Dé naar gedirigeerd waren. Het
was er bar druk! Broer had haar niets
nagelaten, dus voor Broer geen eer. Ze
was daar tamelijk rigide in.
Dat ik zelf wel in de gratie was bij tante
Dé, was iets wat mij wel eens bezig
hield. Waar zat dat eigenlijk in? Het had
alles met mijn vader te maken. Afgezien
van het feit dat hij marineofficier was
geweest en een hoge functie had gehad
bij het Ministerie van Defensie in Den
Haag, wat op zich al zeer veel indruk
maakte op tante, wist ik dat zij altijd erg
op hem gesteld was. Na zijn overlijden
vertegenwoordigde ik, denk ik, iets van
hem waar zij op gesteld was. 'Adoeh, die
stem van jou Rick, net je vader', zei ze
vaak als ze me door de telefoon sprak.
Op een gegeven moment viel het me op
dat het niet goed ging met haar. Ze werd
op doktersadvies opgenomen in een kli
niek bij Loosduinen. Het was triest hoe
ik haar daar aantrof. De dementie had in
alle hevigheid toegeslagen.
Afscliei cl
Niet lang daarna overleed zij en werd in
Den Haag begraven.
Iemand las een gedicht van Willem
Brandt, dat aldus eindigt:
Eens op een najaarsdag in een klein land,
Terwijl een gure wind de ramen martelt,
dorgele blaadren ritselend om mijn huis,
zal ik stil opstaan uit mijn angst en pijn.
En als geruis
dat door de veders van uw palmen fluistert
zal ik voor eeuwig anders bij u zijn
Tante Dé was een katholieke vrouw en
met dat geloof is zij gestorven in de
geest van de regels van dit gedicht. Toch
wordt wel gezegd: een mens sterft twee
keer. Pas na de tweede keer is hij echt
gestorven. Je sterft als de geest het
lichaam verlaat. Maar je sterft pas echt
als niemand meer weet dat je bestaan
hebt. In die zin leeft zij bij mij, en ande
ren, nog steeds voort en denk ik nog
steeds aan haar als die dierbare, eigen
wijze oude tante, vol verhalen, héél
Indisch en inmiddels een onmisbaar deel
van mijn eigen verleden.
Rick van den Broeke is de maker
van de website Indisch Informatiepunt:
http://home.wxs.n]/"jvdbroeke/hoofd.htm
45 ste jaargang - nummer 8 - februari 2001
17