Nu ik een oude man ben gewor den en terug kijk naar de 'goeie ouwe tijd', vind ik dat de vol wassenen in Nederlands-Indië toch wel erg wreed te werk gingen. George en ik moesten nog aan heel wat dingen wen nen, vooral het Nederlands moesten we nog leren. Wij beiden gingen op de Zusterschool aan de Herenstraat en begonnen in de fröbelklas. George ging later over naar de eerste klas, maar bij het begin van het nieuwe schooljaar moest ik in de fröbelklas achterblijven, daar ik pas vijf jaar zou worden. Ik herin ner me dat ik huilde omdat mijn broer niet meer bij me was. De anekdote ging rond dat Guus Pijma de fröbelklas over moest doen, dus doubleren. Hij moest dus wel erg dom zijn geweest. Deftig Ik vond echter een nieuwe vriend in de fröbelklas. Toontje Soemardi was de zoon van de Javaanse dokter Soemardi die in de Zeestraat woonde en daar zijn praktijk hield. Iedere dag werd Toontje met de auto en chauffeur naar school gebracht. Erg imposant voor een vijfjari ge weesjongen als ik. Ik had in mijn korte leven nog nooit in een auto gereden en ik zag iedere dag mijn beste vriend in een auto naar school komen, geweldig! Toontje bracht vaak iets lekkers voor mij mee naar school, gemaakt door zijn moe der. Ik heb zijn ouders vaak op school zien komen en voor een vijfjarige dreu mes leken ze erg deftig en belangrijk. Toontje en ik zaten altijd in dezelfde schoolbank totdat we beiden naar de vierde klas overgingen. Ik moest toen afscheid van hem nemen, daar ik bij de fraters in het tehuis mijn lagere schoolja ren moest afmaken. Toontje bleef bij de zusters op school en vervolgde zijn lagere schooljaren. Ofschoon ik na de derde klas nog wat van hem heb gehoord, heb ik Toontje nooit meer terug gezien. Maar ik heb altijd aan hem gedacht, speciaal gedurende de bezettingsjaren en de jaren van de Indonesische revolutie en daarna. Vaak heb ik me afgevraagd wat er van hem geworden was. Goudkopje Dan was er nog een meisje op de Zusterschool waar ik graag mee sprak of omging. Zij heette Zita Liem en had mooie, blonde haren zoals in Goudkopje, het boek dat we in de eerste of tweede klas moesten lezen. Haar vader was de Chinese tandarts, dokter Liem, die in de Herenstraat woonde en daar zijn praktijk hield en met een Hollandse was Mangroven bij Probolinggo Pasir Putih. getrouwd. Op haar verjaardagen bracht de baboe altijd lekker gebak en limonade voor onze Idas naar school. Zita gaf mij altijd extra lekkers dat ik natuurlijk op school moest opeten, anders zouden de fraters nieuwsgierig zijn geworden en vragen waar ik dat lekkers vandaan had. Eens in de maand tijdens de hoogmis in de grote kerk aan de Herenstraat keek ik altijd uit waar Zita zat, wat natuurlijk streng verboden was. Dan was er nog juffrouw Filet mijn lievelingsonderwijze res en zuster Anna mijn lievelingszuster. Toen zuster Anna naar Djember overge plaatst werd, huilde ik. Juffrouw Filet gaf mij eens materiaal om een vlieger te maken. Hierdoor werd ik in het tehuis door de fraters verhoord en moest uitleg gen waar ik het materiaal voor de vlieger vandaan haalde. Ik was vaak de kleinste jongen in mijn klas en moest dus vaak vooraan zitten. Ippercuts Tijdens de uitspanning of voordat de les sen begonnen, vocht ik altijd tegen de grootste jongen van mijn Idas, wiens naam ik jammer genoeg vergeten ben. Tijdens de Japanse bezetting kwam ik te horen dat hij op pasar malams bokste onder de naam Soetil Koeningan of koperen lepel en daarmee met veel suc ces zijn brood verdiende met geweldige uppercuts. Als kleinere jongen vond ik het altijd een eer om een grotere jongen te bevechten. Natuurlijk verloor ik altijd en 45 ste jaargang - nummer 9 - maart 2001 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 23