De Dampit-affaire en onderneming Soember Gesing door Louk Bannink Het is alweer enige jaren geleden, dat ik voor het eerst iets over de Dampit-affaire vernam, hr zou een publicatie over verschijnen. I oen het hoek uit kwam, heb ik het tijdens mijn vakantie in hrankrijk meteen gelezen en bestudeerd. liet verhaal over deze jonge jongens is triest, waardoor weer alle wrok tegen de japanners naar boven komt. Daarom kun je niet vergeten en vergeven. Zo is het bij mij, tenminste. Na terugkomst van vakantie waren er in Moesson alweer twee artikeltjes te lezen over de Dampit-affaire. Mijn belangstel ling voor dit boek lag in de eerste plaats ergens anders, namelijk in de onderne ming Soember Gesing. Mijn vader werd daar in 1928 benoemd tot administrateur en bleef dat tot 1946. Mijn broer en ik hebben daar de mooiste tijd van onze jeugd doorgebracht. Een belangrijke vraag kwam bij mij op: waarom zo'n strafkamp nu juist op die onderneming? I .ilian Ducelle in haar artikel Moesson mei 2000, pagina 17) zei het al: vanwege de geïsoleerdheid en de ruimte. Wat mij echter bevreemd heeft, is de onjuiste informatie die in het boek stond over de onderneming Soember Gesing zelf. En dat is dan ook de belangrijkste reden van mijn reageren. Ik wil graag wat meer informatie geven over deze planta ge. Zodoende hoop ik dat de naam Soember Gesing niet slechts voort zal leven als de plaats waar men alleen herin nerd wordt aan ellende en triestigheid. G easfa I tee ril Soember Gesing ligt aan de zuidkant van de hoogste berg van Java: de Semeroe, 44 kilometer ten zuiden van Malang en zeven kilometer voorbij het plaatsje Dampit. Vanaf Dampit begint pal in oos telijke richting de bekende Zuid Semeroe-weg, die midden jaren dertig volledig werd geasfalteerd; dus niet voor de helft van de weg, maar over de gehele breedte. Langs deze weg lagen veel plan tages, met voornamelijk rubber en koffie. Voor de afvoer van de producten moest er een goede weg zijn tot Dampit. Dan kon het transport verder per Malangsche Stoomtram geschieden. Direct voorbij Dampit was er ook nog een grindweg in zuidoostelijke richting naar een aantal plantages, waaronder Soember Gesing. Er waren twee relatief grote bruggen te passeren. De tweede brug was geconstru eerd omstreeks 1926, ten dienste van slechts twee plantages en van dat moment af kon men met de auto Soember Gesing en nog een tweede plan tage bereiken: Tretes Panggoeng. Vóór die tijd moest men geheel omrijden: eerst een stukje van de nog oude Zuid Semeroe-weg en dan via een andere plantage te paard of met de bendy ver der. De familie Sckoonman Soember Gesing had vier afdelingen, bestaande uit twee koffie- en twee rub berafdelingen, ieder ongeveer 350 hectare groot. De hoofdafdeling Soember Gesing, waar de administrateur en de hoofdemployé zetelden en de afdeling Pidji Omboh, waar de laatste jaren voor de oorlog tot eind 1942 de familie Schoonman woonde, waren beplant met koffie. Op de twee rubberafdelingen woonde ook een employé, eventueel met zijn gezin, als hij getrouwd was. Op de hoofdafdeling bevond zich de koffiefa- briek en op een van de twee rubberafde lingen, die grensde aan de Zuid Semeroe-weg een vrij moderne rubberfa briek: Soeko Rameh. Uit mijn verhaal kan dus worden gecon cludeerd dat de heer Schoonman nooit administrateur is geweest op Soember Gesing voor de oorlog: hij werd ergens in de tweede helft van 1942 geïnterneerd en zijn vrouw en dochter Kea (ongeveer tien jaar oud) eind 1942. Haar moeder heeft de onderneming Soember Gesing nooit beheerd. Wellicht de afdeling Pidji Omboh, maar dat betwijfel ik, omdat mijn vader er toen nog was, die pas op 25 maart 1943 van zijn bed werd gelicht door de Japanners en in het Marine kamp te Malang werd geïnterneerd. Mijn moeder moest op de onderneming blijven en werd tot waarnemend admini strateur benoemd door de Japanners. Zij ging op 1 oktober 1943 naar de 'Wijk' in Malang. Lucn tfoto Uit de beschrijving van het dagelijks leven (De Dampit-affairepagina 59 en volgen de) heb ik kunnen opmaken waar de huisvesting van de jongens moet zijn geweest. Ik heb er een luchtfoto van 1939 bij gehaald. Dan blijkt dat de huisvesüng op het fabrieksterrein was gesitueerd. Met de situatietekening op pagina 133 kon ik de bedoelde gebouwen onmiddel lijk identificeren op de luchtfoto. Het is mij niet bekend, wanneer deze fabriek in gebruik genomen is. Het was vóór de tijd dat wij daar zijn komen wonen. Wel her inner ik mij nog de uitbreiding en aan passing van de fabriek in de jaren 1933-1940. De beide gebouwen waarin de jongens zijn ondergebracht, dateren uit die periode en voldeden aan de moderne eisen van de koffiebereiding. Loods nummer 2 op de foto moest als opslagloods dienen voor de koffie gereed voor export. De koffieboon moest droog en warm worden bewaard. De andere loods was het (nieuwe) drooghuis, dat van onder via een buizensysteem kon worden verwarmd, terwijl erboven een goede ventilatie moest zijn. Vandaar zo tochtig. Dampit De Japanse commandant woonde inder daad in het voormalig administrateurs huis, dat helemaal niet zo klein was. Op de luchtfoto is het huis in zijn gehele omvang te zien (1), inclusief bijgebou wen, gastenkamers en kantoor. moessOn 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 12