Tussen twee werelden door Monnique Haak Monnique Haak (24) studeert journalistiek. Op dit moment loopt ze stage in Jakarta bij NOS-correspondent Step Vaessen. Voor Moesson verzorgt Monnique een column. Monnique is geboren in Senggo (Irian Jaya) en haar vader was zendeling in Bomakia. Daar is zij opgegroeid. Van haar tiende tot en met twaalfde volgde zij de internationale school in Sentani. Monnique was twaalf toen ze naar Nederland verhuisde. 'Sinds ik in Nederland woon,' ver telt Monnique ons per e-mail, 'heb ik me afgevraagd hoe ik deze twee verschillende werelden met elkaar kan verbinden. Ik denk dat mijn stage helpt om mijn Nederlandse nationaliteit en mijn Indonesische jeugd bij elkaar te brengen.' Cow liuliters Het bovenstaande gaat het meest over het Oude Westen. Hier in Florida - ik had er niet de minste notie van - hadden we (en hebben we) ook cowboys! Cow hunters wer den ze ook wel genoemd. Aan het einde van de negentiende eeuw was zo'n beetje heel Zuid-Florida koeienland! De vee-baronnen en de cowboys hadden zo hun eigen wetten en regeerden met Colts and Winchesters. Daar was het Oude Westen niks bij vergele ken, katanja. Ook geen afrasteringen, het land was een grote weide. Het Florida vee had wijde horens, ook al afstammend van Spaans vee, en vandaag de dag zie je de Florida Longhorn vredig grazen tot hij opgegeten wordt. Maar toen werden ze bij duizenden verscheept naar Spaans Cuba via de Punta Rassa dokken ten zuiden van het huidige Fort Myers waar de cowboys ze met behulp van honden heen dreven. Een hond was belangrijk, want die kon een kudde hoeden en wanneer er een stier was die recalcitrant werd, beet de hond hem in de neus en kon hem onmiddellijk tot stil staan brengen of zelfs op de grond gooien. Ook daar hadden we geen ene notie van. De cowboys werden betaald in gouden Spaanse dubloenen die ze in zakjes bij zich droegen en niemand stal de dubloenen, zelfs als ze ze ergens lieten liggen. Hoe is het mogelijk! De Floridase cowboy droeg laarzen die in Boston waren gemaakt, en die reikten tot boven de knie om hem te beschermen tegen sawgrassgras zo scherp als een zaag, en slangen. De neus van zijn laars was breed en over het algemeen maak te hij, in tegenstelling tot zijn Westerse tegenhanger, een slordige indruk. Maar ook hij is een held en een deel van de cowboyle gende van dit land. Harry, mijn toen vijfjarige neefje, maakte uit klei eens een cowboy die hij me trots cadeau gaf. Zijn hoed, na al die jaren die voorbij zijn gegaan, is een beetje pejot, maar de rest van mijn cowboy die op een rots staat, is nog helemaal in tact, compleet met six-on- the-hips. Harry's cowboy is weliswaar van klei, maar hij is toch een symbool van de bewondering die een jochie koesterde voor de echte cowboy die blijft voortleven in legende en werkelijkheid. In de levendige kantine gonst het van de activiteiten. De muziek en de Indonesische taal mengen zich tot een brei van geluiden; een gezellig geluid. Aan één tafel in de kantine Hinken andere stemmen. Ik hoor een scherpe, Nederlandse 'g'. 'De g is prachtig,' vertelt Josi Soplanit lachend. Met een bord nasi voor zich vertelt ze mij alles over Nederland. Ze somt bekende Nederlandse schrijvers op: Harry Mulisch en Hella Haasse. Josi is student Nederlandse taal- en letterkunde, in Jakarta! De UI (Universitas Indonesia) in Jakarta telt op deze vakgroep Nederlands vijftien docen ten en tweehonderd studenten. Josi denkt na over Nederland. De eerste woorden die bij haar opkomen, zijn 'slagroom, koeien en gras'. De stu denten spreken vloeiend Nederlands en weten alles over Nederland, maar de meesten zijn er nog nooit geweest. Veel studenten hebben familie in Nederland wonen. In Den Haag, Rotterdam en Utrecht. De familie die in Nederland woont, wordt gekenmerkt door vele ooms en tan tes. Slechts een enkeling heeft een zus in Den Bosch wonen. Het bezoek aan de studenten van de Nederlandse vakgroep blijft mij bezig houden. Die meiden zijn zo herkenbaar voor mijn eigen situatie in Irian Jaya. Ik kan mijn moeder zó voor de geest halen. Zij bakt sag- opannenkoeken van sago en kokos, in het Heine, donkere keukentje ach ter ons huis. Ondertussen lees ik bekende Nederlandse jeugdboeken. Saskia en Jeroen, Snuf de Hond, Pluk van de Petteflet. Ik spelde ze allemaal. In de tijd dat ik in Irian woonde, was Nederland voor mij slechts een begrip. Net als voor die studenten van de UI was Nederland het land waar de ooms en de tantes woonden. In Amersfoort, Terneuzen en Dordrecht. Net als zij leerde ik Nederlands spreken en schrijven op school. Mijn vriendjes en vriendinnetjes waren echter Indonesische Hnderen en zodra ik uit school kwam, ging ik met hen in de kali zwemmen. Of we speelden met een springtouw dat we zelf hadden gemaakt door talloze elastiekjes aan elkaar te rijgen. Natuurlijk spraken we onderling alleen Indonesisch. Ik kreeg les van mijn moeder en leerde van haar alles over het verre Nederland. Ook leerde ik op school het Wilhelmus zingen. In de Hedingkast lagen vanaf mijn tiende jaar echter altijd een wit bloesje en een blauwe rok gereed. Dit was het Indonesische schooluniform. Ik droeg dat alleen op officiële feestdagen. Op 17 augustus bijvoorbeeld. De Indonesische vlag werd gehesen, terwijl alle schoolHnde- ren er omheen stonden. Ik zong uit volle borst het Indonesische volkslied mee. De meiden van de UI hopen dat ze op een dag in Nederland wonen en werken. Dat is meteen het verschil tus sen hun situatie nu en mijn Irian-tijd. Voor mij stond het altijd als een paal boven water: op een dag gaan we emi greren naar Nederland om daar voor goed te blijven. Die zekerheid missen deze meiden. Ze dromen en hopen en niemand weet hoe het af zal lopen. Wanneer ik ze nog eens zie, zou ik ze zo graag willen zeggen: Droom niet over later. Je woont nu in Indonesië en dat vergeet je later nooit! moessQn Temoe Lawak Singer Natura Reinosan Darisinol TEL. 0348 - 40 87 02 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 18