Bandung, februari 1954. Mijn vrouw en kinderen kort na mijn gevangenneming in verband met de processen van Schmidt en Jungschlager. Moeder hield veel van plantjes. December 1955, Tilburg. Mijn moeder met mijn twee jongste kinderen, wach tend op mijn thuiskomst. Hoewel ik mijn 84ste levensjaar al hek gevierd, ben ik mijn lieve moeder, Maria Rath-f foed, nog steeds niet vergeten. Zij werd in 1886 geboren in Poerworedjo en overleed in Goes, in 1Q74. Aan haar draag ik dit versje op. dviaeder Moeder bij iedere harteslag Naamloos groot groeit mijn verlangen naar uw wezen, eind'loos zacht Als het leven mij doet bangen... Hoe bij iedere harteklop 't bloed onstuimig bruisen gaat! 't Wild verlangen stijgt ten top naar uw zoet zorgen-gelaat. Naar de streling van uw handen, van het werken nimmer moe, over mijn betraande wangen... Zelf vraagt ge nooit wat of hoe. Dat ik veilig mij kon schutten in uw zachte, warme schoot, daar de steun te kunnen putten, die 't mij, als kind, steeds bood. Moeder op haar 80ste verjaardag in 1966, op de foto zit zij in het mid den. Dat ik nu, als toen, kon luisteren naar uw tedere, lieve stem, Nu de woorden horen fluisteren: 'Als je maar vertrouwt op Hem!' Van de schatten hier op aarde Bent u voor mij, de schoonste schat! Een parel, die ik blijf bewaren, In 't diepste van mijn hart. J.H. Rath 45 ste jaargang - nummer I 1 - mei 2001 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 21