Bert Paasman over liet verzameld werk vai
ResiriRS ijaele versjes
door Marjolein van Asdonck
Onlangs verscheen Perifeer en
efemeer, de verzamelde gedich
ten van Plan Resink 1Q1I -
1QQ7). Han Resinh is volgens
velen de enige lndisch-
Nederlandse dichter van blijvend
belang. Moesson had een
gesprek met Bert Paasman, de
bezorger van deze bundel.
Paasman doceert koloniale en
post-koloniale letteren aan de
Universiteit van Amsterdam.
Wat maakt Plan Resink zo
bijzonder?
Han Resink werd in 1911 in Djokjakarta
geboren. Volgens zijn familie kregen ze
een flinke druppel Javaans bloed mee via
hun moeder, Anna Jacoba Wilkens. Maar
Han Resink zelf kon er na onderzoek niets
van terugvinden. Hoe dan ook, via zijn
moeder heeft Resink zich kunnen verdie
pen in het Hindoe-Javaanse gedachte
goed. Hij groeide op tussen haar
uitgebreide verzameling Hindoe-Javaanse
kunst, kreeg gamelanles, en las de
Hindoe-epen Ramayana en
Mahabharata. Hans vader was juist meer
op Europa gericht, interesseerde zich voor
de Franse Symbolisten en de Nederlandse
Tachtigers. Wat voor een invloed heeft die
opvoeding gehad op zijn werk?
Bert Paasman: 'Han Resink is de enige die
op hoog niveau Europese literaire vormen
combineert met een Indonesisch levensge
voel. Hij hield er een Hindoe-Javaanse
levensbeschouwing op na: de tijd en het
leven waren voor hem slechts deel van een
grote cyclus, waarin de mens een weinig
betekenend detail is. Veel belangrijker dan
de mens zijn dingen die eeuwiger zijn,
zoals de vulkanen en sterren. Hij schreef
veel gedichten waarin de natuur op animis
tische wijze bezield is, gecombineerd met
voorouderverering, zoals "Heuvelmeer".
Niemand kan die bezwangerde natuur van
Indonesië zo treffend beschrijven als
Resink.'
Heuvelmeer
Zijn deze heuvels niet mijn huid,
en is dit water niet mijn geest,
die helder, zonder diepte, slidt
om dit krap eiland van mijn ziel,
die een stuk oerwoud is geweest,
dat uit een vlucht van hemels viel,
maar door de mensen is betreden;
waarin bemind is en geleden,
waarin gebeden is tot goden
en wortels van mijn tederheden
zich voeden uit geliefde doden?
Bert Paasman: 'Aan het eind van zijn
leven wilde hij als Javaan leven. In zijn
kamer in Jakarta stond vrijwel niets meer;
slechts een stoel, een tafel en een bed.
Hij was op z'n Javaans gekleed en uiterst
sober wat eten en drinken betreft; hij
wilde een soort ascese beoefenen. Maar
Resinks moedertaal bleef het
Nederlands, hij schreef in het
Nederlands en hij rekende zichzelf ook
tot de Nederlandse literatuur. Hij
gebruikte Europese dichtvormen, zoals
sonnetten en kwatrijnen. Dat is toch
opmerkelijk, want hij had ook wel
Javaanse literaire vormen kunnen kiezen.'
Han Resink rekende zijn werk tot de
Nederlandse literatuur. Toch koos hij voor
het Indonesische staatsburgerschap. Hij
noemde zichzelf Eur-Indonesiër. Die
term, vond hij, droeg tenminste geen
koloniale lading. In al die jaren dat de ver
houdingen tussen Nederland en Indonesië
gespannen waren, heeft hij het niet mak
kelijk gehad. Zo kreeg hij van de
Nederlandse regering enige tijd geen
visum en moest hij zijn familie noodge
dwongen in België ontmoeten. In
Indonesië was hij hoogleraar staatsrecht
aan de Universitas Indonesia (UI), maar
de UI probeerde het contact tussen hem
en zijn studenten zoveel mogelijk te
beperken, bang dat hij er toch pro-wester
se denkbeelden op na hield. Hier was hij
geen Nederlander en daar geen
Indonesiër. Maar uiteindelijk kreeg hij in
de jaren negentig een erelidmaatschap van
het Indonesische Historisch Genootschap,
dat beschouwde hij als een rehabilitatie.
Vanuit Nederland werd hem een jaar voor
z'n dood een eregeld aangeboden door
het Nederlands Productiefonds; voor hem
de langverwachte erkenning dat hij tot de
Nederlandse literatuur behoorde.
Bert Paasman: 'Hij was zo onzeker, hè.
Dat kenmerkte hem. Toen ik voor het
eerst met hem praatte, wilde hij een bun
del van veertig gedichten, niet meer. Die
bundel moest heten: Door anderen uitgele
zen. Dat "anderen" was heel belangrijk
voor hem, want zelf durfde hij geen
keuze te maken, bang dat hij zijn
Nederlandse publiek niet meer kende en
dat zijn werk niet goed genoeg meer was.
Hij wilde alleen in de bundel wat
Nederlandse recensenten, critici en
bloemlezers naar voren haalden als een
goed gedicht. Door die veiligheidszone
moest het heen. Het trieste is dat deze
zogenaamde erkende gedichten uiteinde
lijk postuum zijn verschenen. In 1996
zette hij de publicatie namelijk stop. Er
was een aardbeving in Jakarta geweest, en
hij vertelde me dat hij toen weer voelde
hoe nietig de mens is en hoe ijdel zijn
versjes waren. Bovendien zag hij geweldig
op tegen de heisa rond een publicatie,
dus toen moest Perifeer en efemeer maar
na zijn dood verschijnen.'
'De titel Perifeer en efemeer heeft Resink
uiteindelijk zelf verzonnen. Perifeer, dat
vond hij zichzelf; iemand in de marge.
Als Nederlands dichter in Indonesië was
hij perifeer, maar ook als Nederlands
dichter in Nederland, want hij had hier
geen contacten meer. Boven alles vond
hij dat de mens perifeer was, in de grote
kosmos, in de oneindige tijd. Hij heeft
heel veel gedichten geschreven waarin dat
perifere naar voren komt. In
"Drempelwereld", bijvoorbeeld, en in
"Het koraaldier", dat hij opdroeg aan zijn
vriend Pramoedva Ananta Toer.'
moessQn
22