i oevaj POIRRIE'B Mr1 1 f i O PBRIKELEU I (XL HK^t Was Jat can speling van het lot of puur toeval? ()f is er Jaarhoven iemanJ Jie me Je hanJ hoven het hoof J houJt? Dat hun je je soms afvragen. BijvoorheelJ als je van Je snelweg af komt en vlak hij huis met een slakkengangetje een laan tje inJraait. Begint opeens je lin ker voorwiel te zwabberen en blijft Jan Jwars in Je wielkast liggen. Denk je eerst Jat je goeJ pech hebt, maar kom je al gauw tot Je conclusie Jat je juist alle mazzel van Je were/J hebt gehaJ. De opgeroepen reparatieploeg van de Ford garage constateerde dat er iets mis was met de fuseekogel. Daar keken ze raar van op, want ze wisten dat de auto alle beurten had gehad die hij moest heb ben. 'Voor zover wij weten, is dit nog nooit gebeurd met een Fiesta', zei de ont hutste garagechef. 'Daarom hebben we het meteen doorgegeven aan Ford Nederland.' Toen ik hem vertelde dat we de dag ervoor naar Venlo waren geweest, werd hij een beetje bleek om de neus en zei: 'Dan hebt u een heel goeie beschermengel, meneer Pojee. Ik mag er niet aan denken wat er gebeurt als je op de snelweg met dik honderd per uur een voorwiel verliest.' I Jitstel van executie Kerst vorig jaar hadden we zoals gewoon lijk onze verlanglijstjes uitgewisseld. Die van mij zag er uit zoals hij er elk jaar uit ziet: winterset voor de auto en voor mezelf after-shave en iets om te lezen. Deze keer 't pas verschenen boek Revolutie in Soerabaja van Willy Meelhuijsen. Dat heb ik geweten. Kreeg ik meteen al commentaar omdat ik na het uitpakken van dat boek er een beetje te lang in bleef neuzen. Maar als je later na alle feestvreugde eindelijk aan dat boek begint, rijzen je de haren ten berge. Natuurlijk heb je van die enorme explosie van geweld en razernij gehoord, maar in de loop der jaren is zóveel uit het verleden afgezwakt, veroordeeld, eenzijdig belicht, onder de mat geveegd of gewoon ver bleekt, dat je erg benieuwd bent naar wat Meelhuijsen allemaal te vertellen heeft. Per slot van rekening heeft hij alles van begin tot einde meegemaakt. Kom je niet bedrogen uit, want eenmaal begonnen raak je zo in de ban, dat je het boek maar moeilijk kunt wegleggen. Dat komt niet in de laatste plaats doordat je in het begin van de Jappentijd met je moeder en zuster even in Soerabaja hebt gewoond. Bij tante An in de Kemoeningstraat, met drie gezinnen in één klein huis, totdat de hele mikmak werd opgepakt. Al lezend, groeit dan het besef dat die nogal vroegtijdige internering eigenlijk een geluk bij een ongeluk was. Aan de ene kant had je de pech dat je in de Werfstraat- en Boeboetangevangenis terecht kwam; aan de andere kant had je de mazzel dat je als tawanan naar Bandoeng werd getranspor teerd en dus alle ellende ontliep die voor de mensen in Soerabaja in het verschiet lag. Beschermende vleugels Moet je er ook aan terugdenken dat je destijds zo jaloers was op al die andere leeftijdgenoten, die - voor zover je wist - op vrije voeten bleven. Jongens als Alan en Eric Alaverdy, 'Toetoet' Martens, Donald Goldman, 'Broer' Werdmuller von EUg, Uilenhoed, de broertjes Kamerling, Boengkie en Kakèh Pasqua. Met sommige van hen had je kattenkwaad uitgehaald, of kastie gespeeld. Tegen Koala bijvoorbeeld, of zomaar onder elkaar. Vraag je je af wat er van ze terecht is gekomen. Van Donald Goldman weet je dat hij het er goed vanaf heeft gebracht, want van hem heb je nog een brief gehad, uit Amerika. Maar wat is er met al die anderen gebeurd? Hebben ze zich er doorheen geslagen, of zijn ze net als je neven Guus en Eugène en vele anderen in die baaierd van geweld ten onder gegaan? Heb je zelf toch ongelooflijk veel mazzel gehad, of 'een heel goeie beschermengel', zoals die garagechef zei. Zeker als je denkt aan de bersiaptijd in Bandoeng, toen je verkoos in het kamp te blijven en niet zoals zovele anderen besloot naar je woonplaats terug te keren. Want velen daarvan werden na thuiskomst wéér opgepakt, of erger. Als ze tenminste voor die tijd niet uit de trein of betjak waren gesleurd. Moet je vooral denken aan die ene keer dat je in Bandoeng samen met een maat op bezoek ging bij een schoon heid in de Bilderdijkstraat. Het begon toen al te rommelen. Op de terugweg werd je nabij het Tjihapitkamp de weg versperd door een groepje pemoeda's. Die knapen waren behoorlijk verhit en na enig duw- en trekwerk kwam je in de voortuin van een woonhuis terecht. Maar vreemd genoeg bleef het bij schelden en mocht je allebei gaan, toen ze vernamen dat je in het kamp thuishoorde. Kun je je nog goed herinneren hoe één van die knapen honend zei dat het allemaal wel goed zou komen, want 'als we straks het hele kamp innemen, krijgen we jullie toch ook.' Of zoiets. Maar hun zin kregen ze niet, want van het kamp kwam geen vierkante milli meter in hun handen. Heeft die beschermengel toen misschien vanaf het dak van dat woonhuis alles in de gaten gehouden. Tot veel verder op Midden- Java, waar Ma en Gon in Semarang in kamp Lampersari zaten en na de 'bevrij ding' weggevoerd werden. De bergen in, naar Tawangmanggoe, waar ze het niet leuk kregen, maar er gelukkig goed vanaf kwamen. Reikten de zelfde beschermende vleugels zelfs tot over Sumatra, waardoor Pa als krijgsgevangene de Pakan Baroe spoorlijn overleefde. Als je vroeger een beetje te lang over engelen en andere spirituele zaken zat te klasjeneren, werd mijn schoonmoeder- zaliger altijd ongeduldig. Dan wees ze naar het plafond en zei: 'Niks bescher mengel. Daarboven heeft Onze Lieve Heer alles in Zijn boekje opgetekend. Als je moet gaan, ga je.' Wist je meteen dat je moest ophouden met leuteren. Nu ook maar. moessQn Zijn boekje 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 36