A Is ik k on kh had ik In lh lever maar een cultuur iezen, moessQn dat wilde gedoe; dronken worden en zo, daar zie ik het nut niet van in.' Imelda wil nog dit jaar kiezen tussen leven in Nederland en Indonesië. Waar wil ze haar leven opbouwen? Om daar achter te komen, keert ze voor zes maanden terug naar Indonesië. Aan het eind van die periode zal ze een beslissing nemen. 'Ik ga met opzet lan ger dan twee maan den naar Indonesië. Anders blijft het toch een soort vakantie en dan krijg je een ver keerd beeld van de werkelijkheid. Je wordt snel gemakzuchtig van Indonesië hè, omdat alles daar voor je wordt gedaan. Ik wil rust om na te den ken, zodat ik na die zes maanden tegen mezelf kan zeggen: Nou Mei, hier leef je zus, en daar leef je zo, waar woon je het liefst? In Indonesië is alles meer relaxed. Ik heb mijn familie om me heen, gezelligheid en een mooie natuur. Bovendien helpen men sen elkaar graag. In Nederland kan het leven zo eentonig zijn; je staat op, gaat douchen, werken, weer naar huis... Af en toe vind ik dat een beetje saai. In Indonesië is dat minder. Maar ik wil zeker niet zeggen dat in Indonesië alles beter is!' Je hebt til aangegeven waarom je in Indonesië zou willen blijven: je fami lie, de ongedwongen manier van leven. Maar waarom zou je in Nederland willen blijven? 'Dat heeft met mijn karakter te maken. Meisjes hebben in Indonesië toch min der vrijheid dan jongens. Ik ben iemand met een eigen mening en dat kan in Indonesië niet. Je hebt daar al snel een grote mond. Ik vind dat ik moet kunnen doen wat ik wil, en zeggen wat ik denk, maar mijn vrienden daar, de jongens, weten daar niet zo goed raad mee. Een voorbeeld. Als ik iemand moet bellen, het stadhuis bijvoorbeeld, dan zeggen ze: Laat mij maar even bellen voor je. Kijk, dat vind ik dus niet nodig. Zoiets kan ik toch zelf wel? In Nederland is het geen enkel punt als Imelda (tweede van rechts) als pagar ayu, welkomstmeisje, tijdens een bruiloft. je een andere mening hebt, dat wordt gewoon geaccepteerd, maar in Indonesië kan dat niet. De meest van zelfsprekende dingen moet je er laten, want je hebt zo een slechte naam bij de buren. En dan denk ik: 't kan me niet schelen wat de buren denken! Zo ben ik altijd al geweest, van kleins af aan. Daarom zeiden mijn tantes voordat we naar Nederland vertrokken: "Imelda kan goed in Holland leven, omdat zij anders is". In Nederland heb je veel meer bewegingsvrijheid, en dat zou voor mij een belangrijke reden zijn om te blijven. Verder mogen Indonesiërs van mij ook wel eens leren direct te zijn. Om ant woord te geven, in plaats van ergens om heen te draaien. Dat vind ik positief in Nederland. Het is heerlijk om te kunnen zeggen: ik vind dit of dat niet leuk, zon der dat iemand dan ineens beledigd is. Indonesiërs zijn toch wat lichtgeraakt. Nog één ding dat ik minder prettig vind in Indonesië. Het is daar niet ongebrui kelijk dat iedereen zich ermee bemoeit als je een vriendje hebt. Weliswaar mag je in Indonesië wel samenwonen, maar hooguit stiekem. Je praat er niet over. Terwijl de mensen in Nederland juist trots zijn op hun vriend of vriendin. Dat mag je hier best laten blijken. Een kusje geven op straat is hier geen schande.' Het worclt dus moeilijk om te kiezen? 'Hier in Nederland besef ik dat geluk uiteindelijk belang rijker is dan rijk dom. Dat zou ik wel willen zeggen tegen mijn vrien den in Surabaya. Bij Indonesische jongeren is merk kleding bijvoor beeld heel belangrijk. Als je iets nieuws hebt, is het altijd: "Wat voor merk?" Zo was ik vroeger ook. Als ik ze nu zou vertellen dat ik een truitje op de markt heb gekocht, zouden ze me niet geloven. Je merkt, er zijn genoeg redenen voor mij om in Holland te blijven. Ja, ik hou van Nederland en ik hou van Indonesië, maar soms vind ik het wel moeilijk dat ik in twee culturen ben opgevoed. Echt Hollands zal ik nooit worden, maar ik ben ook niet meer echt Indonesisch. Er zijn mensen die zich rijk voelen doordat ze in twee culturen zijn opgevoed. Maar ik heb dat niet. Als ik kon kiezen, had ik liever maar één cultuur, dat is toch makkelijker.' 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 28