Batik, meer Jan een sarongf Batik - Met was getekend door Inge Dümpel De batikcollectie van liet KI 7 ropenmuseum is één van de meest com plete en meest gedocumenteerde ter wereld. De artistieke waarde en de betekenis van de batikdoeken, komen op de expositie Hatik - Met was getekend duidelijk tot uiting. Kit Tropenmuseum, Linnaeusstraat 2 te Amsterdam, tel. 020 - 568 84 22. Openingstijden: ma t/m vrij 10.00-17.00 uur. Za, zon- en feestdagen 12.00-17.00 uur. website: www.tropenmuseum.nl e-mail: tropenmuseum@kit.nl Hoofddoek, Cirebon,Java 19de eeuw. Banier, Cirebon 20ste eeuw. atik is een versieringstechniek op textiel via uitsparingen. Met een canting (waspen) of stempel wordt vloeibare was op een stuk witte textiel aangebracht, waar eerst het motief op is uiteengezet. Waar de was zit, kan geen verfstof hechten. Het proces van onder dompelen in een verfbad en opnieuw tekeningen aanbrengen, wordt herhaald tot de gewenste afbeeldingen zijn bereikt; een langdurig en moeizaam proces. Andere mogelijkheden om uitsparingen aan te brengen zijn met rijst, hars en met stokjes. identiteit Waar komt batik vandaan en hoe is batik in Indonesië terecht gekomen? Men ver moedt dat deze techniek uit China komt. Al in de zevende eeuw kwamen er Chinese handelsreizigers naar Java. De Indo-Chinese batik had haar eigen stijlen, kleuren en motieven. In de Javaanse batik ziet men invloeden uit India en het kon natuurlijk niet uitblijven dat er allerlei mengvormen van de diverse stijlen ontstonden. Dit is op de expositie duidelijk gemaakt door naast elkaar een doek met het originele patroon en het beïnvloedde exemplaar te laten zien. Met name op Java heeft het batikken zich verheven tot een ware kunst. Batik is een imprint van diverse culturen. De vele kleuren en patronen verraden de culturele en sociale identiteit en status van de dra ger. Men onderscheidt de Indo-Chinese, de Indo-Arabische, de Indo-Europese en uiteraard de Javaanse batik, waarbij alleen al de Javaanse batik verschillende kleuren 38 moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 38