Een jaar daarvoor, toen Asti weer
eens een paar zomerweken bij
ons in Holland logeerde, was dat
bijzondere jubileum volop onderwerp
van gesprek. Gaan we naar haar toe of
komt zij hier? Dat eerste vonden we na
de politieke onrust in mei '99 niet erg
aantrekkelijk. Bovendien, als zij genegen
was naar ons toe te komen, zouden ook
onze allerkleinsten van de partij kunnen
zijn voor wie zij dan als enige behoorde
tot de overgrootouderlijke generatie. De
geschiedenis van onze vriendschap zou
zich daardoor heel fraai kunnen sluiten.
Want was zij niet ruim zestig jaar gele-
Asti in mijn achtertuin.
den, begin 1938, als jonge vrouw bij ons
in het gezin binnengekomen, toen wij
zelf net zulke kleuters en peuters waren?
De jongste van ons vijftal zou twee
maanden na haar intrede in huis gebo
ren worden. Asti en wij. We zijn aan
elkaar verknocht geraakt. Daarover zou
den veel verhalen zijn te vertellen. Hoe
kan dat in een korte schets enigszins
duidelijk worden?
Het begon zo: in 1938 kwam
Asti, zoals ik al even memoreer
de, in ons leven als onze kinder
verzorgster. Afkomstig uit een
46 ste jaargang - nummer 2 - augustus 2001
zelfbewust islamitisch Javaans gezin uit
Cepiring, een warm kustplaatsje ten
westen van Semarang, doorliep ze als
enige van de dochters de Hollandse
mulo in Semarang. Ze was intelligent en
bezat een sterk karakter. Dat blijkt ook al
uit het feit waarom ze bij ons kwam: na
het behalen van haar mulo-diploma
wilde ze niet door haar ouders uitgehu
welijkt worden, zoals met haar oudere
zusters traditiegetrouw al gebeurd was.
Zij weigerde vasthoudend, werd min of
meer het huis uit gezet en had toen werk
gezocht om in haar levensonderhoud te
voorzien. Leerkrachten van de mulo,
haar kennende, hadden voor haar
bemiddeld. Zo was ze dan bij vader en
moeder terechtgekomen.
Mijn vader was in die dagen
werkzaam bij het Binnenlands
Bestuur als assistent-resident
in het even warme stadje Kendal, niet
ver van Cepiring. Ik herinner me mijn
eerste contact met Asti: ik was drie jaar.
Zij kwam, zag en overwon. Van het
begin af aan vormde ze als een even
waardige derde met mijn ouders een
hecht trio van machtige en geliefde half
goden uit die prilste kindertijd. Ze
beschermden en regelden ons dagelijks
bestaan. In 1940 werd vader assistent
resident in Salatiga, niet ver van Kendal,
maar veel koeler van klimaat op de flan
ken van de berg Merbabu. De roerige
vooroorlogse tijden wierpen hun slag
schaduwen vooruit over onze kinderwe
reld. De hele gemeenschap stond onder
druk. Vader werkte onder hoogspanning.
Asti moet het niet gemakkelijk gehad
hebben. Vijf jonge kinderen, ieder met
een eigengereid en verschillend karakter.
Door de grote onrust werden die er niet
handzamer op. Mijn ouders vertrouw
den haar een grote en zelfstandige
inbreng in de verzorging van hun kroost
toe. Zij had genoeg capaciteiten. De drie
voelden zich al spoedig in een eensge
zinde geestverwantschap verbonden.
Hun liefde en idealen voor land
en volk van het toenmalige
Nederlands-Indië werden mede
gekleurd door de opwekkingsbeweging
van de zogenaamde Oxfordgroep, die
later in de beweging van de Morele
Herbewapening zou uitmonden. Bij
mijn naspeuringen over die tijd heb ik
van verschillende getuigen zeer uiteenlo
pende berichten over die groepen in
Indië gehoord. Sommigen beoordeelden
de werking van de beweging als onrealis
tisch en als een negatieve splijtzwam in
Astian
23