V ïjt broeken
POIKRIÉ'S T J f 1
y<
weet niet of ik het al eerder hek verteld, maar
kokki Rin had een gloeiende hekel aan de kehon. Ze vond hem lui
en schold hem altijd uit voor alles wat lelijk was. Maar ik vond hem
een prachtvent. Voornamelijk vanwege de ritjes die we soms maak
ten op pa's Fongerstussen de middag als de ouwe lui lagen te sla
pen. Mocht ik meegontjeng op de framestang in de amazone-zit,
want dat praatte makkelijker en zo had je ook een riant uitzicht.
Meestal gingen we even naar de
kampong waar de kebon woonde met
zijn vrouw. Het huis stelde niet veel
voor: een paar vierkante meters aange
stampte aarde, atapwanden eromheen
en een simpel dak erboven. Maar het
was er altijd kraakhelder, je kon er
zowat van de vloer eten. En je kon er
ook lachen, want soms kwamen er een
paar kippen doodgemoedereerd binnen
wandelen. Binnensnavels kakelend,
zoals ze vaak doen als ze hun ei of iets
anders niet kwijt kunnen. Als zo'n dier
dan iets glibberigs liet vallen, was de
vrouw des huizes er als de kippen bij
met haar sapoe lidi. Mepte ze al foete
rend dat stuk pluimvee de deur uit en
veegde in één moeite door de vloer weer
maagdelijk schoon. Die vrouw was ook
erg hartelijk. Als we tijd hadden, kreeg
ik meestal een glas van die aparte, sterk
geurende thee van haar en soms deed ze
er een brok getoek bij. Die lekkernij zag
er niet echt smakelijk uit, maar was best
lekker, en je mag een gegeven paard
niet in de bek kijken. Het was allemaal
ook graag gegund, dat kon je aan alles
merken. Achteraf denk je wel eens
waaróm ze zo waren, want behalve de
baleh-baleh, een tafeltje, twee stoelen en
een soort speelgoedkastje met een gor
dijntje van klamboe ervoor hadden ze
geen bliksem. Hun hele bezit kon in één
koffertje, hoefden ze niet eens er op te
gaan zitten om hem dicht te krijgen.
Als een schooier
Het lijkt misschien vreemd, maar ik ben
nog steeds jaloers op die kebon. Hij had
niks en kreeg vaak op z'n donder omdat
hij nogal traag was, maar er was nie
mand die hem zei dat hij hoognodig
naar de kapper moest of andere kleren
moest aantrekken. Dat is hier in ons
land van melk en honing wel anders.
Moet je je aan allerlei idiote wetten en
regels houden en is 't vanwege de luxe
en overdaad iedere keer: 'Heb je nou
alwéér die goeie broek aan? Zo hou je
nooit iets nieuws over voor als we
ergens naartoe moeten.' En als je toeval
lig géén goeie broek aan hebt: 'Je loopt
er weer bij als een schooier. Die broek
heb ik voor jou gekocht toen je nog
maar net de dienst uit was, en dat was
in 1970. Ik schaam me dood als er
onverwachts visite komt.'
Als kerel weet je af en toe niet wat je
moet doen om het je vrouw naar de zin
te maken. Ik heb het zelfs meegemaakt
dat ik op één dag vijf maal een andere
broek moest aantrekken. Bij de eerste
keer, 's morgens vroeg, had ik een vrij
nieuwe broek met passend overhemd
aangetrokken omdat ik een paar bood
schappen moest doen in de stad. Geen
commentaar. Teruggekomen was ik nog
maar net binnen toen me te verstaan
werd gegeven dat ik het niet in m'n
hoofd moest halen om weer de hele dag
in goeie kleren rond te blijven lopen.
Was ik niet eens van plan, want er
moest nog iets aan de tuin worden
gedaan. Dus goeie broek uit en een vlak
boven de knie afgeknipte spijkerbroek
aan. Fout, want volgens Nel ben ik al
lang de leeftijd ontgroeid waarop ik zo'n
gerafeld stuk textiel kan dragen zonder
nagewezen te worden. Bovendien vindt
ze het geen gezicht omdat ik er geen
benen voor heb. Veel te veel bot, veel te
weinig spieren en helemaal geen model,
zeg maar. Mijn zwakke verweer dat nie
mand zich de moeite zou getroosten om
mij in mijn eigen achtertuin te beloeren,
zette geen zoden aan de dijk. De derde
broek van die dag was een twijfelgeval
dat op de nominatie stond om in de Zak
van Max te verdwijnen. Toen ik op weg
naar de min langs de huiskamer kwam,
kreeg ik geen commentaar op mijn outfit.
Zonder gezichtsverlies
Het werk in de min viel tegen, het mie-
zerde en alles was even nat en modde
rig. Toen het opeens begon te regenen
en ik naar binnen wilde vluchten, kreeg
ik nabij de achterdeur een schot voor de
boeg. 'Buiten blijven! Wat ben je toch
een smeerkees. Als je maar niet denkt
dat je die broek kunt aanhouden. Moet
je kijken wat je allemaal voor viezigheid
mee naar binnen neemt. Trek meteen
uit en gooi hem in de wasmand', klonk
het bars. Word je echt een beetje moe
deloos en probeer je zonder gezichtsver
lies in je onderbroek en met de eerst
afgeschraapte en daarna zorgvuldig
opgerolde vieze broek onder de arm de
trap op te lopen. Broek nummer vier
van die dag kon de goedkeuring van de
bazin wegdragen. Maar in het voorbij
gaan werd me voor de zoveelste keer
medegedeeld hoe weinig modebewust ik
ben: 'Soms word ik helemaal krankjo
rum van jou. Dat hemd past toch niet
bij die broek. Ik vraag me af wat er van
jou terecht moet komen als ik er niet
meer ben. Wedden dat je binnen de
kortste tijd wordt opgepakt wegens
landloperij?' Dacht ik nog even dat je
niet kunt wedden als je er niet meer
bent, maar zei dat voorzichtigheidshalve
niet. Maakte het ook geen indruk toen
ik tegenwierp dat ik eerder 'ga', omdat
ik zes jaar ouder ben en vrouwen vol
gens de statistieken sowieso een veel
langere adem hebben dan mannen.
Wreef Nel me onder de neus dat we
geen zes maar bijna zeven jaar verschil
len en die statistieken voor haar niet
moessQn
8