Als zeer oude tiener kwam ik kij kennis
sen van mijn ouders, Indische mensen,
in de flat. Wat ik verwacht had, weet ik
niet, maar het zag er daar uit of de
elektrische sapu lid; er doorheen
geraasd was. Driewerf keurig. Het
Hollandse hinnengeheuren zoals i k het
hij sommige klasgenoten aangetroffen
had. Benauwend en kaal; troost noch
comfort in de omgeving.
'Zij leven met veel dingen
om zich heen'
door Jill Stolk
Jill Stolk is een van de eerste
en een van de bekendste
schrijfsters van de tweede
generatie. Zij debuteerde in
1983 met Scherven van
Smaragd en schreef sindsdien
nog enkele boeken, waaronder
de bundel Kleurverschil (1988),
de roman De zwijgende vader
(1992) en Indië was alles.
Alles (1997). Voor Moesson zal
zij de komende tijd een
column verzorgen.
Heel veel later kwam ik bij
een ouder Indisch echtpaar
bij wie de inrichting ook de
geest van de altoos vegende bezem
ademde. Ze zagen me blijkbaar
schrikken en gaven ongevraagd een
verklaring: 'Dan hoeven onze kinde
ren straks niet zoveel op te ruimen.'
Ik glimlachte neutraal, maar dacht:
'Dit is toch geen leven voor jullie.
Laat die tweede-generatie kinderen
het straks gewoon opruimen. Zet
alles toch weer neer.'
Maar wat is alles? Esther Wils, op de
tweede Indische Studiedag, gehou
den op de Pasar Malam Besar 2001
liet tijdens haar lezing 'Indisch
wonen in Nederland' dia's zien.
Zeven Indische huishoudens had
Esther bezocht en we mochten een
kijkje nemen. Niemand hoefde me
uit te leggen dat het om huishoudens
van de eerste generatie ging. Ik zag
het gelijk. Zo moest het. Zo hoorde
het. Veel spulletjes en zo gestapeld
en neergezet dat je het nooit zonder
voorbeeld, precies zo na zou kunnen
bouwen. Esther vertelde over de
plastic tafelkleden, de elastiekjes om
agenda's met veel blaadjes tussen de
bladzijden. Schelpen, foto's, portret
ten van huisdieren, gehaakte kleed
jes, stapeltjes, bruidssuikers, oude
knuffeldieren van kinderen. Een
schilderij van een bamboebos. 'Als
ze er langsloopt, hoort ze het ruisen,'
vertelde Esther over de eigenaresse.
Snoeperijen onder een stolp, glazen
potten (o, ik was ze bijna vergeten),
wajangpoppen, goelings, sapoe lidi's.
Toen de plaatjes van de keukens aan
de beurt kwamen, werd het stiller in
de zaal. Ik voelde de gedachten. 'O
jee, een blik in eigen keuken! Dat is
nu ook weer niet de bedoeling. Het
is bijna net zoiets als in je ziel geke
ken worden.'
Maar onverdroten ging de diaserie
verder. Een vriezer vol etenswaren.
Een goedang onder de trap. Twee
potten met vet. Een kartonnen doos
met heel veel spullen. Ik had gewoon
zin om in zo'n keuken te zijn. De
lucht op te snuiven. De bewoners in
hun omgeving te zien.
Tijdens het vragenuurtje ging er een
vrouw van de tweede generatie naar
de microfoon. 'Waaróm ziet dat huis
er zo uit,' vroeg ze. 'Ik vind het niet
belangrijk wat er staat, maar waaróm
het er staat.' Er ldonk boosheid in
haar stem. Ze durfde vroeger mis
schien geen Hasgenoten mee naar
huis mee te nemen vanwege het
Indische interieur. Dit was geen
vraag maar een ldacht. Het waren de
mensen van de eerste generatie die
haar vraag beantwoordden. Guus
Cleintuar zei dat er mensen waren
die alles verloren hadden en de
gedachte 'ik kan het nog nodig heb
ben' behoedde hen voor vroegtijdige
weggooierij. Joop Barneveld vertelde
dat er op het platteland in Indië niks
was, dus ging ieder moertje in een
potje. Overal werden oplossingen
voor bedacht: 'De Indo's en
Indonesiërs zijn de voorlopers van
de recycling.'
Een man van de tweede generatie
stond op: 'Ik vind het wèl belangrijk
wat er staat,' zei hij. Gelukkig maar.
Als ik ooit nog ergens binnen wordt
gevraagd, neem ik hem mee.
46 ste jaargang - nummer 3 - september 2001
29