U iterlijkheden
SENANG
Pasar Malam
citeitsconsumptie. Maar... het kleinste
gaatje tussen deze twee stukken glas
brengt Leiden in last. En dat gebeurde
met een stuk of vijf van onze 48 ramen.
Lucht en vocht hadden binnen de kortst
mogelijke tijd melkglas van ze gemaakt en
je kon er niets meer door zien. Het was
één grote witte vlek.
Wat te doen? De glazenmaker gebeld
natuurlijk. Die kwam prompt poolshoog
te nemen. Hij had shorts aan en cowboy
laarzen, rode appelwangen, helblauwe
pretoogjes, spierwit haar en een spierwitte
baard. Ik denk, misschien is dit een
kaboutertje die op vakantie is of Santa
Claus, wie weet? Maar neen, het was
Austin. Hij mat de ramen op en ver
dween. Weken later kwam hij terug met
de nieuwe ramen en ging aan de slag. Er
kwam allerlei gereedschap aan te pas, bei
teltjes, mesjes, stopverf, en segala apa.
Elke keer liep hij met een melkwit raam
onder de arm de driveway op waar hij op
zijn truck het nieuwe raam in zijn oude
omlijsting zette en marcheerde er dan
mee terug het huis in. Dat waren de
benedenramen. Met de bovenramen
werd het wat moeilijker, maar Austin
kende zijn zaken en het duurde niet eens
zo lang of hij was klaar en dit alles op zijn
kousenvoeten (zijn sneakers deed hij uit,
uit consideratie met mijn vloerbedek
king), de cowboylaarzen had hij maar
thuis gelaten. Alle ramen blinkten en
schitterden weer en na gedane arbeid had
Austin even tijd om te ngotjek. Het blijkt
dat onze Santa Claus zich in zijn vrije tijd
niet verplaatst met rendieren, maar met
een Harley Davidson! Nou dat is om stil
van te worden. Het verklaart meteen de
cowboylaarzen, want je kan toch moeilijk
op een HaaDee zitten met sneakers aan.
Maar goed, dank zij Austin hebben we
weer volop licht en een onbelemmerd uit
zicht naar buiten. Ik ben toch wel erg blij
dat we wonen in een huis met 24 ramen,
al moeten die op zijn tijd gewassen wor
den!
door Jill Stolk
Pas als de moeder verontschuldigend naar mij glimlacht, begrijp ik dat het over
mij gaat. Ik heb geen zin om terug te glimlachen. Als je nieuw in een straat
begint en je wilt je zaak beklant houden, moet je om te beginnen óf je kinderen
opvoeden óf ze uit de winkel houden, denk ik. Ik zeg het niet hardop, want ik
vind het aardige mensen en wil ze geen slecht moment bezorgen. Chinese gelui
den! Hallo zeg, gaan we terug naar de jaren vijftig en zestig. Ik vertel het thuis.
Het went nooit echt, dat gezeur over de buitenkant. Het vraagt om een reactie,
waarbij aangetekend dat géén respons ook een reactie is.
'Ik vind het ook vervelend,' zegt het oudste kind. Ter illustratie vertelt hij nog
eens het verhaal van de bijna-ontmoeting met de Japanners. Willem, op de fiets,
in de buurt van het Congresgebouw, wordt door een paar Japanners tegengehou
den. Nou, bijna. Eerst rijden ze hem voorbij. Verderop parkeren ze de auto,
stappen uit en gaan langs het rijwielpad staan. Willem, die in zijn vrije tijd voor
geheim agent oefent (kijk regelmatig achter je in een vreemde omgeving in het
vrije veld) heeft de langzamer rijdende auto allang gezien. En de wachtende
Japanners ook.
'Ze gingen op het fietspad staan en vroegen uit welk land ik kwam,' vertelt hij.
'En wat zei je?'
'Niets. Ik ben er in een boog omheen gereden. Ik had er geen zin in.'
Gelukkig maar voor die drie Japanners. Nu blijft de mythe bestaan. Denken ze
een extreem lange landgenoot in het vrije veld ontmoet te hebben in plaats van
een derde generatie Indischman die geen Japanse auto's wil in de toekomst van
wege z'n grootvader en de Birma-spoorweg.
Die grootvader werd destijds ook voor een Japanner aangezien. In Sankla Buri,
Thailand, zaten we aan het ontbijt met het uitzicht op de 150 meter lange, slin
gerende hangbrug waar we nog een keer over heen zouden gaan. Wat wij aten,
weet ik niet meer, maar mijn vader had een bepaald soort bladeren herkend en
ging op herhalingsoefening.
Er kwam een dorpeling op ons af die via onze gids vragen aan mijn vader stelde.
Meneer was Japanner? Was hij soms op zoek naar de schat? De schat? Ja, aan
het eind van de oorlog, toen de Japanners hals over kop de benen namen, had
den ze al hun schatten in een wagon gegooid en deze begraven. Niemand wist
waar. Kwam hij daarvoor? Zocht hij gouden kiezen, juwelen, kettingen, horlo
ges..?
Mijn vader pruimde zijn geneeskrachtige bladeren en keek voor zich uit met een
blik die ik tot op heden niet duiden kan. Ironisch lachend? Of: 'Ik mag dood val
len als ik dit goed hoor.' Of: 'Zijn ze nou van God los! Of ik? Of allebei?' Of:
'Tot zover heeft de Here ons geholpen. Ik leef nog en ik ben hier met vakantie.'
Maar hij zei niks. Had hij zeker geen zin in.
Als enige klant sta ik aan Je too7ibank van IS
Je Turkse kippenboer. Terwijl zij met mijn
bestelling bezig is, staar ik Joor Je ruit en bezweer voorbijgan
gers. 'Kom binnen en geef Jeze mensen een bestaan.' Het helpt.
Twee komen er binnen. Daarna Jringt tot me Joor wat ik achter
Je toonbank boor. De kinJeren van Je k ippenboer, voor mij
onzichtbaar achter of onJer Je toonbank, maken 'Chinese gelui-
Jen': sjing, sjang, sjong... giechel.
Oosterhout (N.Br.)
19-20-21 okt. a.s.
46 ste jaargang - nummer 4 - oktober 2001
21