Brunner, redacteur van de Bataviase Java-Bodede aandacht. Veel Indo's waren mede schuldig aan hun achterstel ling, vond hij, maar dat ook de totoks én de politiek veel te verwijten viel, was voor hem buiten kijf. Het is, schrijft hij in 1881, niet langer aan te zien, dat duizen den Indo-Europeanen tegenwoordig een leven leiden als paria's, zonder behoorlijk voedsel, zonder genoegzamen arbeid, zonder achting en zonder tevredenheid, met gebrek in het heden en met wanhoop voor de toekomst. Heel interessant is het dat Brunner op een gegeven moment verwijst naar de 'Padangsche beweging' naar dat groepje Indo-Europeanen in Padang, dat vanuit de wetenschap dat de sinjo de behartiging van zijn belangen niet langer moest overlaten aan de 'blanken' het heft in eigen hand had genomen en een krant had opgericht: het Padangsch Handelsblad. Dat dit blad furore maakte en ook buiten Padang werd gelezen, vertelt Brunner eveneens. Hij heeft het over de grieven die opklinken 'uit de rijen der kleurlin gen', over hun klachten over misdeeldheid, achterafzetting en ver drukking, die reeds een orgaan hebben in de pers en met gretigheid worden gelezen tot zelfs onder het personeel van lagere rangen op de bureau's hier te Batavia; klachten die voedsel geven aan allerlei wilde droomen. Padan^scli I lamlclsMacl Het vijf jaar daarvoor opgerichte Padangsch Handelsblad kwam in 1877 onder de hoede van enkele zelfbewuste en capabele Indo-Europeanen: H. Verleije, F.K. Voorneman en Arnold Snackey. Dit drietal is verantwoordelijk geweest voor de eerste Indo-Europese krant in dc kolonie. In het Padangsch Handelsblad profileerde zich 'Jong-Indië', zoals zij zich noemden. Het meest uitgesproken van hen was Arnold Snackey. Bijzonder aan hem was dat hij niet tussen maar in twee culturen leefde. Hij was getrouwd met een inheemse vrouw, beheerste zowel het Nederlands als het Maleis voortreffelijk en bewoog zich bijvoorbeeld actief op het gebied van de Maleise letterkunde. Het was vooral onder zijn invloed dat - vooral in het begin - naast de Indo óók de 'inlander' nadrukkelijk in beeld kwam in de Padangse krant. Schrijvend over de eeuwenoude Javaanse beschaving, merkt Snackey op dat de Javaan door de Nederlanders op z'n best wordt gezien 'als een onmondig kind'. Maar, reageert hij, dat 'kind is even mondig als zijn over- heerschers, staat als mensch even hoog als de Westerling, staat dikwijls hooger dan de hollandsche gelukzoeker.' Dit gezegd hebbend, komt hij met een 'pro gram': Wij vragen toegankelijkheid van de hoogste staatsbetrekkingen niet alleen voor den Hollander, maar evenzeer voor den Sinjo en Inlander. Wij vragen gelijk recht, gelijke beschaving voor allen. Het Padangsch Handelsblad wond er geen doekjes om. Het confronteerde de blanke koloniaal met zijn zelfzucht, waarvan zowel zijn gekleurde mede-Europeaan als de inlander slachtoffers waren. Om rede nen van bloedverwantschap voelden de redacteuren zich de natuurlijke bemidde laars tussen overheersers en overheersten: De blanke en niet-blanke zullen door middel van den Sinjo den wederkeerigen haat afzweren en tot elkander zeggen: 'Wij zijn broeders. Godsdienst- en ras senhaat kennen wij niet meer. Laat ons met elkander een bondgenootschap slui ten om ons allen te verlossen van de Haagsche nachtmerrie en gezamenlijk gelukkiger tijden tegemoet te komen.' Met die 'Haagsche nachtmerrie' doelden zij op de exploitatie van de kolonie door Nederland. De 'Indiërs', blank en bruin, moesten de vrijheid krijgen om 'zichzelf te besturen', om hun 'eigen toekomst in handen te hebben' teneinde 'het duur zaam geluk van Holland en Insulinde' te bereiken. Ondergang 'Jong Indië' timmerde opzichtig aan de weg. Haar orgaan werd in vele kranten geciteerd. Soms met instemming, meestal echter met verontwaardiging. Dat Indo's zich in een orgaan op een dergelijke open- hartig-kritische manier aan den volke bekend maakten, was nog nimmer ver toond. Leugenachtig en in hoge mate ongepast werden hun beweringen gevon den. Schande werd er gesproken over de 'Padangsche beweging' die behoorde te worden vervolgd, te worden vernietigd als het even kon. Dat er in de Indische pers zo afwijzend werd gereageerd op het Padangsch Handelsblad, was natuurlijk niet verwon derlijk. De krant richtte zich immers tegen de heersende orde, zoals die door het blanke establishment was gevestigd. Ook in kringen van het Europees bestuur zal het blad met argwaan zijn gevolgd. Het beroep dat dat orgaan deed op het zelfbe wustzijn van de Indo-Europese bevol kingsgroep zal ook daar hebben geleid tot gevoelens van ongemak en wrevel, en tot de beslissing ten slotte het de nek om te draaien. Een aanklacht vanwege een pers delict was daarvoor de aangewezen weg. Die aanklacht kwam, en de krant kreeg een verschijningsverbod opgelegd: op 9 mei 1882 verscheen het laatste nummer. Voor de bij de krant direct betrokkenen en voor de sinjo's als groep was de sluiting van het Padangsch Handelsblad een grote schok. Het leed werd nog des te schrij nender, toen in hoger beroep (een jaar daarna) werd vastgesteld dat van de aan de redactie ten laste gelegde 'haat en minachting tegen de Regeering' geen sprake was en dat derhalve tot vrijspraak diende te worden besloten. De pers en de emancipatie van de Indo-Europeaan Het Padangsch Handelsblad was de eerste Indo-Europese krant in Indië. Enkele jaren later zou de door Verleije, Snackey en Voorneman ontstoken fakkel worden overgenomen door enkele sinjo's op Oost en Midden-Java: in 1885 verscheen Batara- Indra en in 1886 De Telefoon. Het waren evenzovele tekenen van ontwakend zelfbewustzijn van de Indo-Europese bevolkingsgroep. Hoewel ook deze bladen op den duur hun positie moesten prijsge ven, hebben zij een voorname rol gespeeld in het emancipatieproces van de Indo-Europeaan. Die kranten staan aan het begin daarvan. Het zijn journalisten geweest die vanaf omstreeks 1880 het Indo-vraagstuk op de agenda hebben geplaatst. Tussen hun werkzaamheid en het ontstaan van de eer ste Indo-Europese organisaties ligt een rechte lijn: G.A. Andriesse, redacteur van De Telefoon, was de grote man achter de totstandkoming van de Indische Bond in 1898. Zijn, eveneens Indo-Europese, col lega Karei Zaalberg van het Bataviaasch Nieuwsblad was er na de eeuwwisseling bestuurslid en voorzitter van. Zaalberg was het ook, die in 1919 het binnen korte tijd invloed winnende Indo-Europeesch Verbond (IEV) oprichtte. Het 'Jonge Indië' liet van zich spreken en maakte een vuist. Journalisten en heethoofden Een geschiedenis van de Indisch- Nederlandse dagbladpers, 1744-1905 door Gerard Termorshuizen Nijgh Van Ditmar: circa 800 pag. (gebonden) ISBN 90 388 7426 X Intekenprijs tot 1 januari 2002: 125,00 56,72 (daarna 151,95 68,95). moessQn 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 38