"t.
r«
geruis, maar een zeer karakte
ristiek knisperend en schurend
geluid. De zeer grote dubbele
vruchten ziet men er van zeer
dichtbij. Het is niet onwaar
schijnlijk dat deze palm toch
nog wel ergens voorkomt op
één van de vele eilandjes van de
Maldiven. Het is een bijzondere
ervaring onder zo'n Coco de
Mer te staan, die al in de vroeg
ste tijden omgeven was door
mysterie.
Tot besluit nog een aardig ver
haal van Rumphius uit het
Amboinsch Kruidboek (Boek
XII, hoofstuk 8) over deze
noot:
Omtrent het jaar 1614 hadde
den [Gouverneur] Generaal
Pieter Both twee aanzienlyke
Officieren aan de Pangoraan
[prins, wb] tot Bantam gezon
den, om van eeltige gewigtige
zaken met hem te spreken, te
weten Jan Pieterszen Koen, doen-
maals President tot Bantam, en
Jacob Spex Deze ter audiën
tie toegelaten zynde, vonden den
Pangoraan in een kabinetje staan
drayen aan een dop van deze
Noot, daar hy leepels en beekers
van wilde maken, zynde het
merg met kleine stukjes alvoorens
uitgenomen, waarvan hij niet een
kruimpje wilde laten verloren
gaan, en daarom ook niemant
van zyne dienaars betrouwende
moest het werk zelf doen, onder 't
drayen aan onze gezanten veel
verhalende van de kostelykheid
en kragten dezer Noote.
Jan Pieterszen Koen niet weeten-
de, dat daar zoo veel aan gelegen
was, nam eenige stukjes van 't
uitgehaalde pit, wilde dezelve aan
den Generaal Both vereeren, die
na eenige dagen aldaar stond te
verschynen. Den Pangoraan met
een gramsteurig gelaat rukteze
hem die weder uit de hand, zeg
gende, dat de natuur zulke koste-
lykheden niet geschapen hadde
voor Kooplieden, die niet als op
winst denken, gelyk hij alle onze
Generaals hielt, maar voor
Koningen en Princen, zoo dat hy
niet een schilffertje wilde laten
volgen.'
Dat konden Koen en Specx
zich voor gezegd houden!
46 ste jaargang - nummer 5 - november 2001
35