Koester het
thuisgevoel
Aan tafelmet Je KnöJel, Sauerkraut en
Jungsckweinebraten koren we wat onze
buurvrouw, lerares m Hamburg, overkomen is.
hen leerling, een moslimmeisje, zegt tegen kaar: 'Nu zijn we nog
m Je minderheid, maar stralzs is dat niet meer zo en dan hebben
WIJ ket voor ket zeggen. IXat zegt onze buurvrouw: 'h)an zou ik
maar eens meer gaan werken, Jan kom je beter beslagen ten ijs.'
Nog net beseffend dat dit een groots
antwoord is, relativerend, niet-
agressief, eerder beschermend - er is
een waar pedagoog aan het woord - flap
ik eruit: 'Zoiets zouden de Indische mensen
nou nooit zeggen.' Gezegd hebben, denk ik
er achteraan, want vergelijkenderwijs
moeten we met ons eigen volk dan wat
meer terug in de tijd. De mensen van de
generatie die toen de zegslieden
waren/hadden moeten zijn, waren toch
meer van het type dat zich
verontschuldigde voor hun aanwezigheid.
Ze zouden gezegd kunnen hebben:
'We zijn er nü even, maar ons aantal wordt
steeds kleiner, let maar op.
En als onze kinderen trouwen met jullie
Hollandse kinderen, als jullie dat tenminste
geen brutale veronderstelling vinden, zijn
onze nakomelingen straks niet meer van de
gewone mensen te onderscheiden. 'Nöh é-
fen ja, noh een paa-aar heneraties maar en
dan al. Niet srikken, ja, wij doen èh waar
neks.'
Wat ik ook vaak in het nabije verleden
gehoord heb en misschien valt de
opmerking nog wel steeds te beluisteren,
is: 'De Indische mensen horen eigenlijk
nergens thuis.'
Van daar verdreven, hier gedwongen
neergestreken. Daar onwetend op geleende
gronden opgegroeid, hier in een onbekend
vaderland opnieuw iets doen wat op
wortelen lijkt.
Een waarheid als een koe?
Ja, voor wie geloven wil dat je als Indisch
mens na de uittocht uit Indië nergens meer
thuis zou kunnen horen. Hij of zij kan deze
doem als begrenzing in zijn weefsels
opslaan, zodat het verder denken
lamgelegd wordt en er nooit meer van
enige beweging richting vrijheid sprake zal
zijn.
Zouden wij hier in de sneeuw in
Seefeld/Tirol niet thuis zijn? Moetje kijken
hoe wij achter elkaar op het spoor door de
sneeuw lopen, de blik verdelend over de
schemer voor de berg en de roodoranje
gloed erachter. Als wij hier niet zouden
lopen, zou geen andere mens het
landschap tot leven brengen. En als we
tegen de helling op lopen! Kijk hoe handig
wij de schoenen uit de twintig centimeter
hoge poedersneeuw trekken en weer veilig
weten neer te zetten voor de volgende
stap. Als we stilstaan, zijn we omringd
door stilte, dennen en hellende witte
vlakken. En een paar bergen verder en nog
hoger gaan de jongens met een snowboard
naar beneden alsof ze op die bergen
geboren zijn. Hun bewegingen zijn
aangepast aan het landschap, natuurlijk,
anders val je van je plank en van de berg,
maar de eigen stijl blijft gehandhaafd.
Vanuit de lift wordt de oudste
toegeroepen: 'Hé, snowboarder met het
rode jack, je bent héél cool!' De jongste is
meer een type dat zelf vanuit de gondel
naar beneden roept. Hij volgt drie mensen
die twee verdwaalde skiërs vanuit het bos
weer naar de piste proberen te praten.
Nog een paar meter vooruit! Volg dan het
spoor! Daarna een weggetje omhoog!
De skiërs krabbelen langs de toegeroepen
route richting piste, waar ze weer veilig
zullen zijn.
'Goed zo, jö, goed zo!' roept Hugo pesterig
naar padvinders en hulpverlenenden. Hij en
zijn broer komen al heel lang in dit gebied.
Natuurlijk voelen ze zich hier thuis.
Jill S t o 1 k
door Ciska Cress
Het is alweer aftellen voor
mij, want over precies twee
maanJen zit ik weer in
InJonesië. OnJertussen
ben ik zo n beetje alle recept
ten Jie ik Jaar gekregen
keb, aan ket uitwerken.
Vele recepten kreeg ik in het
Indonesisch. Aangezien
mijn kennis van die taal nog
veel te wensen over laat, kost het
me best moeite om ze te vertalen.
Maar het lukt en inmiddels ben ik
aan een nieuw kookboek begon
nen. Met het doornemen van deze
recepten, schoot me weer van alles
te binnen. Zo stootte ik op een
morgen in het hotel aan het ontbijt
- nasi goreng uiteraard - per onge
luk het bordje nasi goreng van
tafel. Vraag niet hoe dat kan; ik
ben een echte kluns. Ik denk dat ik
te rakoes was. Een van de jongens,
Henri, kwam toegesneld en ik
maar roepen: 'I am sorry, I am
sorry'. De jongen keek me aan en
mompelde iets van 'Ayam sore?'
'Yes', zei ik en hij zei wat terug in
het Indonesisch. Ik nogmaals met
volle overtuiging roepen: 'Yes, I am
sorry'. Ik dacht dat hij me niet
begreep. En hij weer: 'Yes, yes,
nanti'. Hij zal wel een beetje boos
zijn, dacht ik, want ik vond dat hij
raar reageerde. Maar goed, ik
vroeg een nieuw bordje nasi
goreng en na afloop van het ontbijt
ging ik met een voldaan gevoel
terug naar mijn kamer. Eén uur
later wordt er geklopt op mijn
deur. Ik doe open en daar staat
Henri met een schaal. Ayam
goreng. Met veel handen en voe
tenwerk begreep ik dat ik gevraagd
had om ayam. Nou dat was dus
niet waar. Vriendin erbij geroepen
en met wat heen en weer gepraat
blijkt het een misverstand te zijn.
Toen ik aan het ontbijt zei: 'I am
sorry', dacht de jongen dat ik
moessQn
c u
14