daad gedreven, is zijn argument. Zij is de zondaar volgens hem, niet hij. De vrouw als slachtoffer van mannelijke lust. Daar begint volgens Miroto het onrecht dat de vrouw door de man is opgelegd. Verslagen daalt Uma neer naar de aarde en zoekt troost bij haar mismaakte zoon. Ze legt hem uit dat hij een onsterfelijke god als vader heeft en maant hem deze op te zoeken. Uiteindelijk accepteert Shiva het door Javaanse imams, katholieke pries ters, dukuns en, zoals in deze voorstel ling, door de dalang. Miroto's dansrol is die van het wajang karakter Sang Hyang Wenang, degene die Durga helpt om terug te transfor meren, via een ruhatan, tot haar oor spronkelijke gedaante Uma. Als theatermaker verandert hij het boven geschetste oude verhaal in een eigen versie, focust op leven en dood van Traag' tempo Miroto begon als kind, in de jaren zeventig, met de studie van klassieke Javaanse dans aan verschillende institu ten. Onder andere het Indonesisch Dans Conservatorium (KONRI) in Yogya met bekende, inmiddels overle den docenten als Sasmintadipura en Sunartomo; het Jakarta Instituut voor de Kunsten (IKJ) en het Indonesian Institute of the Arts (ISI), ook in Kawi (oud-Javaans schrift). Daarmee blijft ondanks de islam als officiële hedendaagse godsdienst, een van de oudste religies uit India nog zeer leven dig in de Javaanse cultuur geworteld. Dalang De dalang - de verhalenverteller die de poppenfiguren tot leven brengt - is de meest centrale figuur in het wajangge- beuren. Zo ook in Miroto's voorstelling Dancing Shadows. De dalang is verant woordelijk voor het verloop van de gebeurtenissen en heeft als zodanig de macht van de hoogste godheid. Hij vertelt in deze productie de oeroude mythologische geschiedenis van hoofd god Bathara Guru (Shiva) die tijdens een onstuimig transport door de hemel op een heilige witte stier, uit pure wel lust, zijn echtgenote Uma (Parwati) verkracht. Het daaruit voortgekomen zaad komt in zee terecht en daaruit ontstaat een gedrocht dat uiteindelijk leeft van mensenvlees: Bathara Kala. Moeder Uma, die zich kansloos had verzet, wordt door Shiva uit het goden rijk verbannen. Bovendien wordt zij net als haar zoon vervormt tot het onwezen Durga, als zij Shiva erop wijst dat zij beiden dit monster hebben ver wekt. Geagiteerd geeft Shiva haar de schuld: haar aanblik heeft hem verleid, opgewonden en tot deze impulsieve afzichtelijke wezen als zijn bloedeigen schepsel. Hij begrijpt dat het zich met mensenvlees moet voeden om in leven te kunnen blijven, maar dan alleen van mensen die zonden begaan hebben. Deze voorwaarde betekent dat prak tisch iedereen slachtoffer kan worden van de vraatzucht van Bathara Kala. Om een goed oordeel te kunnen vellen over wie er nu geschikt is om echt gegeten te worden, stuurt Shiva zijn eerste, uit liefde geschapen goddelijke zoon Vishnu, beschermer van recht en waarheid, mee met Kala naar de aarde. Sindsdien wordt de mens continu gadegeslagen door twee krachten: de goede en geneeskrachtige gerechtig heid in de gedaante van Vishnu, en het verleidende kwaad in de gedaante van Kala. De één wil de mens redden, de ander hem juist verslinden. Ruhatan Het oude Javaanse zuiverings-ritueel; de nog regelmatig uitgevoerde ruhatan is tevens geïntegreerd in deze voorstel ling. Als mystieke ceremonie met heili ge, zeer oude formules, waarschijnlijk animistisch en dus vóór-hindoeïstisch van oorsprong, beoogt deze de afwen ding van het kwaad en vooral het weg wassen van de zonde. Het wordt nog steeds in het hedendaagse Indonesische dagelijkse leven toegepast Uma/Durga en geeft Kala een Oedipus-complex. Kala luistert niet naar Shiva en wil zich wreken door zijn vader en het paradijs te verzwelgen. Een vermoedelijk rampzalig einde dus. Tot zover iets over de achterliggende gedachtegang en inspiratie van Dancing Shadows. Wat ik prettig vind, is dat Miroto de traditie van het expli ciete, verhalende danstheater voor een groot deel loslaat. Hij abstraheert de mythologische en mystieke gegevens naar tot de verbeelding sprekende, dansante en schilderachtige taferelen. Op zijn manier wordt het, voor som migen ingewikkelde thema, wel af en toe aangeraakt, maar uiteindelijk heb je het idee dat je in een surrealistische droom terecht bent gekomen. Een droom vol exotische, mysterieuze ver wijzingen en fantasie, met een specifiek oosterse spanningsboog van verstilling en soberheid, zoals in het Japanse theater van de Bugaku en Nö-traditie. Het verhaal en de achtergrond zijn niet van levensbelang om toch geïnteres seerd te kunnen blijven in wat er te zien en horen valt. Je hoeft dus geluk kig niet in het programmaboekje te lezen. Ook vond ik het geen noodzake lijkheid om het gezongen en gereciteer de oud-Javaans te kunnen verstaan. 46 ste jaargang - nummer 9 - maart 2002 Droom

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 27