Januari 1942. Felix C. Bakker, marinier 3de klas. 46 ste jaargang - nummer 9 - maart 2002 sectie mariniers waartoe ik behoorde, was binnen een uur na aankomst als kern van het Detachement Nass al op weg richting Madioen. De opdracht luidde: verkennen en gevecht aangaan met en uitschakelen van een Japanse eenheid van ongeveer vijftig a zestig man sterk, die 's nachts door de linies van KNIL-eenheden waren geïnfil treerd. Hoe anders is het allemaal verlopen. In Ngandjoek hielden wij halt. Daar kwamen de oververmoeide terugtrek kende troepen van het KNIL ons voor bij in de richting van waar wij waren gekomen. We stonden er nu alleen voor. Het was niet de groep van vijftig a zestig geïnfiltreerde Japanners tegen wie wij moesten opboksen, maar het bleek de voorhoede ter sterkte van een bataljon te zijn, behorend tot een Japans infanterie- regiment. Vanaf de westrand van Ngandjoek tot in het centrum bij het spoorwegstation, voerden we als vertragende acties bedoelde gevechten tegen de opmars van de vijand. Door zijn overmacht aan mensen en wapens wist de tegenstander onze groep enkele malen te omsingelen. Onder aanvoering van de bekwame en flegmatieke luitenant Nass wist ons deta chement zich iedere keer uit deze met veel lawaai gepaard gaande, enerverende situaties te vechten. De terugweg rich ting Kertosono en Djombang was voor ons afgesneden. Dus kwam de opdracht om de weg naar Kediri af te sluiten en bij hernieuwd treffen met de vijand, de vertragingsacties voort te zetten. Toen na verloop van tijd de Japanners (nog) niet in onze richting kwamen opdagen, moesten we doorgaan naar Kediri om daar nadere orders van hogerhand te ontvangen. Daar stonden we dan, bij de aloon-aloon, omringd door vele vriendelijke en lieve schepsels. Het leek allemaal zo onwezenlijk, nog maar enige uren geleden en tientallen kilometers verder een andere, hierbij vergeleken, waanzinnige situatie. Heel goed weet ik mij nog te herinneren, hoe ik op dat moment als zestienjarige jongen, het gevoel had verliefd te zijn op wel twee, drie of meer aardige meisjes die ik zag staan. Onder normale omstandigheden zou je proberen een praatje met ze te beginnen, maar toen durfden we slechts naar elkaar te glimlachen met een ver drietige blik in de ogen. Ik geloof dat wij allemaal op dat moment angst en mach-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 39