Paula Gomes, vier jaar. moesten worden. Doodgeslagen. Doodgetrapt. Haar moeder zei, dat ze er niet teveel over na moest denken. Ze had toch dieren in de tuin? De koetilans, twee vrolijke vogels die kwetterend in hun kooi fladderden. Het geitje op het grasveld. En de eekhoorn die ze heel klein had gekregen en nu een mooie roodbruine staart had en nog steeds over haar armen en nek kroop. Haar lievelingsdier was de aap. Boven op zijn hok. Met kleine glim- oogjes, flapoortjes en zijn gekke grote mond. Hij maakte hoge geluidjes en woelde in haar haren om te zien of ze ook vlooien had. 'Gekke aap, ik heb geen vlooien.' Maar de aap bleef zoeken, stak denk beeldige vlooien tus sen zijn tanden om ze kapot te bijten en hoe meer ze lachte hoe meer hij er vond. Tot de baboe kwam om haar te halen voor de middagwan deling. Ze hielp haar in haar lichtblauwe jurk en bond haar een lichtblauwe strik in het haar. 'Je bent de liefste en de mooiste nonnie. Alle mensen zullen naar je kijken.' 'En naar mijn zwarte lakschoenen. Zie je hoe ze glimmen?' Ze knoopte zelf de enkelbandjes dicht. En dan gingen ze door de straten met de kembang-sepatoe heggen. Langs de huizen waar in open galerijen achter waai- erpalmen mensen met elkaar praatten en wat koels dronken uit lange gekleurde glazen. Soms plukte ze zo'n mooie rode bloem om naar de wiebelende meeldra den te kijken. Het meisje leefde in een wereld van bloe men en planten en dieren. Een gemak kelijke wereld waar het goed en het kwaad duidelijk was aangegeven. Een wereld van lichtblau we strikken en lak schoenen met enkelbandjes. En wanneer ze naar huis kwam, ging ze aan de hand van een mollige schommelbaboe langs het rechte pad van de omgekeerde flessen van de tuinman. Tot de oorlog kwam. Een bom viel, waarna het meisje als in een caleido scoop de wereld alleen nog maar zag in wegschietende scherven die steeds weer een ander patroon vormden. 46 ste jaargang - nummer 9 - maart 2002 tuinman 43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 43