Indische Nederlanders zomen Lange tijd hebben we het ons afgevraagd: hoeveel mensen hc er nu eigenlijk in aanmerking voor het zogenoemde Gebaar? Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) heeft dat nu uitgerekend. Het aantal rechthebbenden valt echter niet uit bestaande gegevens af te leiden en daarom werd de bevolkingsontwikkeling vanaf I Q30 (Volkstelling in Nederlands- Indië) gereconstrueerd. Uiteindelijk kwam het NIDI uit op een geschat aantal belanghebbenden van II5 duizend. door Evelien Walhout, Gijs Beets en Santo Koesoebjono foto's: familie van Asdonck De Nederlandse regering wil de Nederlands-Indische gemeenschap tegemoetkomen ter compensatie van het 'kille, bureaucratische en forma listische' naoorlogse regeringsbeleid en van de vermoedelijke tekortko mingen in het naoorlogs Indisch rechtsherstel. Voor de afhandeling werd door de minister van VWS eind 2001 de stichting Het Gebaar in het leven geroepen. Om meer zekerheid te krijgen over het te ver wachten aantal verzoeken werd het NIDI door het ministerie gevraagd om de omvang te schatten van de doelgroep die voor een tegemoetko ming in aanmerking komt. Omdat geen gegevensbestand beschikbaar is waaruit het antwoord op deze vraag eenvoudig is af te lezen, is de demo grafische geschiedenis van de Indische Nederlanders in de afgelo pen eeuw gereconstrueerd. Voor de reconstructie van de doelgroep wer den twee bevolkingsgroepen onder scheiden: mensen die tijdens de Japanse bezetting 'Nederlander' waren, uitgezonderd zij die nadien nadrukkelijk voor het Indonesisch staatsburgerschap kozen; mensen die toen geen 'Nederlander' waren, maar dat nadien zijn geworden door naar Nederland te emigreren en hier uiterlijk 1 januari 1967 de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. Om de omvang van beide groepen te kunnen berekenen, is de bevol king onderscheiden naar geslacht en leeftijd in jaren. Voor iedere combinatie van geslacht en leeftijd wordt de bevolking aan het begin van het jaar omgerekend in een bevolking aan het eind van het jaar door rekening te houden met alle geslachts- en leeftijdsspecifieke bevolkingsveranderingen zoals geboorte, sterfte en migratie. De belangrijkste gegevensbron was de Nederlands-Indische volkstelling van 1930 met daarin de laatst beschikbare vooroorlogse gegevens naar leeftijd en geslacht. Daarnaast werd het Koloniaal en Indisch Verslag geraadpleegd: statistische jaaroverzichten (tot 1940) over de bevolking in Nederlands-Indië. Na 1940 zijn nauwelijks meer bevol- kingsstatistische bronnen beschik baar. Er zijn alleen gegevens bekend over de migratie tussen Nederlands-Indië en Nederland. Wat betreft de ontbrekende compo nenten moesten veronderstellingen worden gemaakt. Dit is gedaan op basis van (wetenschappelijke) lite ratuur en contacten met deskundi gen. Vooroorlogse ontwikkeling In de volkstelling van 1930 worden de Nederlanders niet als aparte groep onderscheiden, maar bij de groep Europeanen ondergebracht. Tot 1946 omvat de reconstructie daarom de hele groep Europeanen, waartoe in ruime zin alle westerlin gen werden gerekend, ook Amerikanen en buitenlanders die in Indië op voet van gelijkheid met Europeanen werden behandeld (zoals Japanners) en de met Europeanen gelijkgestelde Inlanders en Vreemde Oosterlingen (voorna melijk Chinezen). In 1930 telde Nederlands-Indië 61 miljoen mensen onder wie circa 243 duizend Europeanen. Figuur 1 laat de leeftijdsopbouw van de Europese bevolkingsgroep in 1930 zien. Opvallend is het relatief geringe aan deel van de leeftijdsgroepen tussen 10 en 25 jaar. Dat komt doordat veel kinderen van Europeanen immers middelbaar en hoger onderwijs in Nederland volgden. De migratie tussen Nederlands-Indië en Europa was daarmee in die tijd sterk leeftijdsspecifiek (figuur 2): richting Europa rond het einde van de lagere school, richting Indië bij het begin van de arbeidscarrière, en opnieuw naar Europa bij pensione ring. Zelfs bij een relatief gering migratiesaldo had migratie hierdoor een fors effect op de leeftijdsstruc tuur van de Europese bevolking in Nederlands-Indië. moessQn Een demografische reconstructie voor 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 10