Onzekerheid De Javaanse Saïna trouwde met de Indo-Europese vader van haar kinderen. Omdat er een aantal veronderstel lingen is gemaakt waarover enige onzekerheid bestaat, is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd met alternatieve berekeningen. Onzekerheid bestond onder ande re over de berekende bevolkings omvang aan het begin van de oorlog en de omvang van de sterfte gedurende de Japanse bezetting. Indien bijvoorbeeld de sterftecijfers tijdens de oorlog 50 procent hoger waren geweest, dan zou in 2001 de omvang van de doelgroep 2,5 procent lager zijn uitgekomen (112 duizend). Tezamen met de andere onzekere veronderstellingen mag worden aangenomen dat er een maximale onzekerheidsmarge van acht pro cent bestaat rond de centrale doelgroepschatting van 115 dui zend belanghebbenden, wat neer komt op een marge van plus of min 10 duizend mensen. De ontwikkeling van de Europese bevolking in Nederlands-Indië werd niet alleen bepaald door geboorte, sterfte en migratie, maar ook door erkenningen, gelijkstellingen en huwelijksoverschotten. Iemand kon tot de groep Europeanen worden toegelaten door erkenningindien een man het kind van een vrouw uit een andere bevolkingsgroep als het zijne erkende, ging dit kind naar de groep van de vader over. Gelijkstelling met Europeanen kon worden aangevraagd door Inlanders, Chinezen en andere Vreemde Oosterlingen. Zij deden dit om dezelfde rechtspositie als Europeanen te verkrijgen, bijvoor beeld met het oog op het drijven van handel of toegang tot bepaal de Europese scholen. De vrouw kreeg de status van haar echtgenoot. Het huwelijksoverschot betreft het verschil tussen het aan tal vrouwen dat als gevolg van een huwelijk met een Europese man tot de Europese bevolkingsgroep gaat behoren en het aantal vrou wen dat door een huwelijk met een niet-Europeaan de Europese bevolkingsgroep verlaat. Voor de vooroorlogse periode zijn de gegevens over deze componenten van de bevolkingsgroei verkregen uit het Koloniaal en Indisch Verslag. De migratiecijfers komen via het Centraal Bureau voor de Statistiek. De verdeling naar leeftijd en geslacht was echter niet altijd bekend. De berekeningen wijzen uit dat het aantal Europeanen in Indië tussen 1930 en 1942 groeide van 243 naar 305 duizend personen. De oorlogsperiode Voor de periode 1942-1945 zijn nauwelijks demografische gegevens bekend. Wel is uit diverse bronnen het, vaak geschatte, aantal krijgsge vangenen, burgergeïnterneerden en mensen die buiten de kampen zijn gebleven, bekend. Voor ieder van die drie categorieën zijn afzonderlij ke veronderstellingen gemaakt wat betreft de verdeling naar leeftijd en geslacht en de veranderingen in de bevolkingsaantallen door sterfte en geboorte. De Europese bevolking, exclusief Duitsers, Japanners en Italianen, kon op grond van deze kennis in 1942 worden gesplitst in naar schatting 42 duizend krijgsge vangenen, 80 duizend burgergeïn terneerden en 172 duizend buitenkampers. Aan het eind van de oorlog waren er volgens de berekeningen nog 283 duizend Europeanen, te weten 34 duizend krijgsgevangenen, 73 dui zend burgergeïnterneerden en 176 duizend buitenkampers. Dat het 46 ste jaargang - nummer 10 - april 2002 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 11