'Zog[ maar oom Joop'
Bang? Nee, bang was hij allang niet
meer. Daarvoor had hij al te veel in zijn
leven meegemaakt: 'Waar moet ik bang
voor zijn? Misschien dat ze me eens
dood zullen schieten? Nou ja, dat zal er
wel eens van komen. Ik hoop natuurlijk
dat ik gewoon dood ga, zoals mijn
vrouw. Zomaar ineens was ze weg.
Hartaanval zei de dokter. Ze had veel
verdriet weet u. Ik? Ja, ik ook maar ik
had mijn werk en dan vergeet een mens
zijn verdriet een beetje. Totdat ik ontslag
kreeg. Geen reden, ik mocht niet meer
terug komen op school. Jaren heb ik les
gegeven. Ik ben zelf kort na de oorlog
nog op de Nederlandse school geweest.
Ja, ja, daarom spreek ik nog uw taal.
Mooie taal hoor. Maar weet u wie mijn
baantje nu heeft? Een jonge vent van
Java. U hebt vast wel gezien, zoveel jonge
kerels van Java en Sulawesi hier op Biak.
Ook uit de Molukken moeten ze weg.
Moslims en christenen. Hele gezinnen,
overal vandaan hoor. Transmigratie,
erfenisje van Soekarno en overgenomen
door Soeharto en Wahid doet gewoon
mee. Zo verandert er niets en toch alles.'
Naast me zit 'zeg maar oom Joop' en hij
trekt bedachtzaam aan zijn sigaretje ter
wijl hij naar de spiegelgladde zee kijkt.
Ik werd al vroeg wakker door geritsel bij
de deur waar een dikke vette rat verwoe
de pogingen deed een van mijn berg
schoenen als ontbijt weg te knagen. Via
de open gaten in mijn mandikamer
kwam straatgeluid naar binnen en flar
den gezang van de Hare Ivrishnagroep
tijdens hun vroege meditatieve chanten
zorgden voor een achtergrondkoortje. In
het vroege ochtendlicht liep ik even later
richting haven waar halverwege 'zeg
maar oom Joop' naast me kwam wande
len.
Rode mieren
'Er is een burgeroorlog aan de gang, al
jaren en de regering doet er niets aan. In
Holland weten de mensen van niks en
wij Papua's krijgen de schuld van alle
oproertjes en moorden. Maar ik zeg u
mevrouw, wij beginnen pas als ze ons
aanvallen en vermoorden. De soldaten
en de oproerlingen. Jonge Papua's,
opgestookt door de immigranten. En
dan komt het leger uit Jakarta met zijn
geweren.... net een stroom rode mieren.
Ze lopen over ons land, niets en nie
mand ontzien ze. Met vliegtuigen vol
worden ze overal gedropt waar een
vliegveld is. Zelfs in de Baliem-vaOei zit
ten ze.'
En om zijn woorden kracht bij te zetten
vliegt met een gierend, angstaanjagend
geluid de eerste straaljager laag over
Kota Biak heen. Wie nog sliep is nu wel
wakker.
BiiiLang' Kejora
Het werd een reis die anders verliep dan
het oorspronkelijke programma aangaf.
Via het eiland Biak, naar de Padaido-
eilanden, Manokwari, het eiland Japen
waar de paradijsvogels ver van de
bewoonde wereld in het dichte oerwoud
op de boomtoppen in de vroege ochtend
stoeien, vervolgens naar Sentani en
Jayapura, het vroegere Hollandia.
Ongewild werd ik tijdens deze reis
geconfronteerd met de onafhankelijk
heidsstrijd van de Papua's. Door de poli
tieke situatie was het onmogelijk naar de
Baliem vallei te gaan. In plaats van een
trekking door het gebied van de Dani's
werd de reis voortgezet op de eilanden
Flores, Sumbawa, Rinca en Bali.
Meestal bedenk ik pas een aantal maan-
moessQn
20