De b ooiiiliuL
ïl
sü
A
f
sS
Dit is een fragment uit Kind uit Soerabaja, een kinderboek van Wieteke van Dort
dat in oktober zal verschijnen. Wieteke is nu zelf oma en om haar kleinkinderen
een beeld te geven van haar jeugd - zij werd in 1943 in Soerabaja geboren - heeft
zij dit boek geschreven. Misschien leuk voor de opa's en oma's onder de Moesson-
lezers om aan hun kleinkinderen voor te lezen. En de tekeningen kunnen natuur
lijk ingekleurd worden.
door Wieteke van Dort
Weet je hoe oud ik toen was?
Vijf jaar. Mijn broertje Theo
was drie. Klein hè? Iedereen
zei 'Theoke'. Hij moest vaak huilen
en dan werd hij tjèngèng gêmbèng
genoemd. Dat betekent huilebalk.
Maurits had ook een bijnaam: Broer.
Zo zal ik hem maar niet noemen,
anders wordt het voor jullie te lastig
bij het lezen. Bij Indische mensen
kwam dat vaak voor, zo'n bijnaam:
Broer, Zus, Meis of Meitie, Ventje,
Manneke, Toet, Prul, enzovoort.
Maurits en Lexje waren een stuk
ouder. Zestien en vijftien jaar. Dus je
begrijpt dat zij veel meer mochten
dan wij.
Zo gebeurde het dat Maurits en
Lexje een boomhut kregen. In de
waringin in de voortuin werd door
de toekang kajoe, de timmerman, een
boomhut gebouwd. Met een touw
ladder konden ze er in klimmen. O,
wat waren Theo en ik jaloers. Elke
middag verdwenen die twee de
boomhut in om huiswerk te maken.
Dat was natuurlijk helemaal niet ver
velend, huiswerk maken in zo'n
prachüge boomhut.
In het nieuwe schooljaar zagen we ze
met ieder een grote stapel nieuwe
schriften naar boven gaan. Lexje had
roze en Maurits gele schriften.
Gelukkig mochten Theo en ik wel af
en toe een keertje komen kijken.
Het was zo prachtig binnen. Twee
ramen, bankjes, bantals (kussens) op
de vloer. Alles rook ook zo lekker
naar nieuw hout. Hier zou ik altijd
wel willen wonen.
'Stil es,' zei ik de eerste keer dat we
boven in de boomhut zaten.
'Mammie zegt dat de waringin ver
halen vertelt.'
We zwegen alle vier. 'Ik hoor niks,'
riep Theo. Zelf hoorde ik ook niets
dan vogels. Opeens riep Maurits:
'Sssst. Ja. Stil stil. De waringin zegt
dat hij het leuk vindt dat we er zijn.'
'Je jokt,' zei Lexje.
'Nee hoor.' Maurits knipoogde naar
haar.
'Ja, nou hoor ik het ook,' zei ze.
'Wat vertelt de boom nog meer?
Wordt het een verhaal?' vroeg ik.
'Ja, een spookverhaal.'
'Nee, dat willen we niet horen, dan
kunnen we niet slapen vannacht', zei
Lexje.
'Dan wordt het een verhaal...,'
Maurits keek zoekend in het rond,
'een verhaal over een slak die piloot
wou worden.'
'Wat?' lachte Theo.
'Jaja. Die slak wou wel eens door de
lucht vliegen. Overal vroeg hij om
hulp. Maar niemand kon hem helpen
om piloot te worden. Jij hoort in de
tuin, doe niet zo gek, zei iedereen.
De slak huilde slakkentranen met tui
ten. Toen kwam er een kleine katjong
(jongen) voorbij, die gehoord had
wat de slak wilde. Gek beest, ik zal
jou helpen. Je mag op mijn vlieger
mee de lucht in. Maar hou je goed
vast, want je gaat ontzettend hoog,
hoor. Hij pakte zijn grote groen-rode
vlieger en zette de slak in het midden
op de bamboelatjes. Toen liet hij de
vlieger op en woeoeoeoe daar ging
de vlieger omhoog. Boven het huis
uit, boven de waringin uit, de blauwe
lucht in. Hoog in de lucht kon de
slak uitkijken over heel Soerabaja.'
'Kon hij Zangrandi zien?' vroeg ik.
Dat was de Italiaanse ijssalon, waar
we wel eens heengingen.
moessQn
40