'Natuurlijk kon hij dat zien.
Zangrandi en de Soos en de dieren
tuin, de Rex bioscoop en de
Pregolan Bunderkerk. Alles, alles.
Maar die slak wist daar natuurlijk
allemaal niets van. Hoe mooi het uit
zicht ook was, eigenlijk werd hij een
beetje bang. Ach, wat verlangde hij
naar de struiken en bloemen bene
den in de tuin. En de vlieger ging
door de wind ook heen en weer. De
slak werd er misselijk van. Eindelijk,
eindelijk haalde de jongen het touw
in. Gelukkig, dacht de slak. Bijna
thuis. Maar wat gebeurde er? Opeens
werd het windstil. De vlieger tuimel
de naar beneden. Help! Help! riep de
slak. Dacht je dat iemand hem hoor
de? Niks hoor. Hij viel en viel.'
'Dood?' vroegen wij. Lexje schudde
haar hoofd naar Maurits. Dat mocht
niet.
'Nee,' ging Maurits verder. 'De vlie
ger tuimelde uit de lucht, lager, lager
en...'
'En toen?'
'Bleef-ie hangen in het topje van de
waringinboom. Daar.' Hij wees.
'Dus, de slak was gered. Langzaam
kroop hij naar beneden uit de reuzen-
boom. De kleine katjong trok en trok
aan het touw, maar de vlieger bleef
haken. Hij bleef boven vastzitten. Er
kwam alleen touw naar beneden.
Zielig, kassian voor die slak, dacht de
jongen. Maar wie kwam er drie dagen
later op zijn gemak beneden aan? Ja.
De slak. Hij bedankte de katjong voor
de fantastische reis met de vlieger.
Maar ik wil geen piloot meer worden
hoor. Moh. (Niks hoor).'
'Mooi,' zuchtten Theo en ik. Maurits
lachte.
'Ajo, we gaan naar beneden limoen
(limonade) drinken.'
Lexje en hij hielpen mij langs het
touwladder naar beneden klimmen.
Theo werd gedragen.
'Nou, bedank je de boom nog?'
Ik klopte de waringin op de ruwe
bast. 'Terima kasih. Dank je wel.'
46 ste jaargang - nummer 10 - april 2002
41