Kille ontvangst en 'qiracle belooningfe'
7)
Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat de VOC werd opge
richt. Ook in Moesson willen we daar hij stilstaan. Deze maand
een bespreking van Dodo's en galjoenen, over de 'Vijfde
Schipvaart ten tijde van de oprichting van de VOC. Na zijn
repatriëring wachtte de kapitein van de expeditie een kille ont
vangst. Als goedmakertje ontving hij jaren later tweeduizend gul
den bij wijze van gebaar. Hij nam er geen genoegen mee.
door Kees Kaptein
Stank voor dank. Een uitdrukking die
Wolfert Harmensz verzonnen had kun
nen hebben. Want de hoge heren van de
VOC weigerden hem te belonen voor
zijn werk. Sterker nog: hij kreeg een
reprimande. Terwijl hij onze jonge repu
bliek aan het begin van de Gouden
Eeuw toch een veel betere toegang tot
Indië had verschaft. Zelfs voor de
dodo's was zijn 'Vijfde Schipvaart' uit
eindelijk een succes. Goed, ze raakten
kort daarna uitgestorven, maar matroos
Laerle heeft ze in ieder geval heel mooi
vereeuwigd.
De lokroep van de specerijen werd zo
rond 160Ó onweerstaanbaar voor de
handelaren van de piepjonge Republiek
der Zeven Provinciën. Foelie, peper en
kruidnagel leverden zó veel meer op dan
de graanhandel met de landen rond de
Oostzee, dat de Nederlanders onver
schrokken de gevaren van een jarenlan
ge zeereis tegemoet traden. En dat
waren er nogal wat. Kreeg je onderweg
geen scheurbuik, dan leed je wel schip
breuk of werd je schip door vijandige
Portugezen of Spanjaarden tot vergiet
geperforeerd.
A rmada
Wat dat betreft waren de mannen van
Wolfert Elarmensz uit het juiste hout
gesneden. Hun avontuur staat beschre
ven in Dodo 's en galjoenende reis van het
schip Gelderland naar Oost-Indië, 1601-
1603 Zij maakten deel uit van de
'Vijfde Schipvaart', wat betekent dat er
al vier schipvaarten naar Indië waren
geweest. Daardoor gingen ze in ieder
geval niet helemaal blanco op weg.
Bekend was op welke eilanden tijdens de
reis verversing van eten en drinken
mogelijk was. Daarnaast waren er al
handelsposten gesticht op Ternate,
Lontor en Neira. En ten slotte was aan
getoond dat de Portugezen relatief zwak
geworden waren op de zeeën van de
archipel. Dat kan een troost geweest
zijn, maar wel een schrale. Want tijdens
de Eerste Schipvaart had tweederde van
de bemanning het loodje gelegd, en de
Portugezen hadden uit angst voor de
Hollanders onder commando van Dom
Andrea Furtado de Mendoza een heuse
armada naar Bantam gestuurd. Maar,
zoals gezegd, bang waren ze niet, de
matrozen van de Vijfde Schipvaart.
Amateuristisch ook niet, want op de vijf
schepen liep veel ervaring rond.
Onoequam
Dat gold trouwens niet voor Joris
Joostensz Laerle. Waarom hij als stuur
man was aangesteld op de Gelderland is
niet helemaal duidelijk, maar al gauw
werd hij als 'gants onnut ende onbe-
quarn' beoordeeld. Hij bleek dan ook
helemaal op de verkeerde plek te zitten,
want zijn grote talent was tekenen. En
dat heeft hij tijdens de reis met grote
toewijding gedaan. De belangrijkste
reden om Dodo 's en galjoenen eventueel
aan te schaffen is dan ook niet de wat
krakkemikkige en nogal droge inleiding.
Ook het scheepsjournaal zelf is niet echt
iets waar je lekker voor gaat zitten. De
tekst is over het algemeen opsommerig
en er staat voor de leek te weinig uitleg
bij het zeventiende-eeuwse Nederlands.
Nee, wat het boek echt de moeite waard
maakt, zijn de vele fraaie en gedetailleer
de tekeningen van Learle. Er zijn kustlij
nen van verschillende Afrikaanse en
Indische eilanden te zien, uiterst precie
ze tekeningen van vissen, en ronduit
interessante en waardevolle afbeeldingen
van uitgestorven dieren van het eiland
Mauritius.
De beroemdste van die uitgestorven die
ren is natuurlijk de dodo: 'Grote vogels,
hebbende vleugels zo groot als duiven,
zo datsij niet vliegen koene. .ze heb
ben] ene mage zo groot, daer 2 mannen
heerlijke ene maaltijd mede koenen doen
ende is oock het beste, dat aen die vogel
is van smaek.'
Deze uit de kluiten gewassen duif had
als enige verweer tegen de hongerige
Hollanders dat hij venijnig kon bijten en
hard kon rennen. Maar waar ren je
naartoe op een eiland? Geen wonder
dus dat na 1681 niemand er meer één
gesignaleerd heeft. En dat is natuurlijk
jammer. Dat de dodo (van het
Portugees dodo, wat 'dwaas' betekent) er
lullig uitzag ('kermisgans') en buiten die
maag geen lekker stukje vlees aan z'n lijf
had ('walgvogel'), doet daar niets aan af.
De dodo was trouwens niet het enige
slachtoffer. Een paar andere vogelsoor
ten stierven na hun eerste contact met
Europeanen ook snel uit. Verder vonden
de mannen van de Gelderland nog de
verdwaalde Fransman Francoys op
Mauritius. Hij is in drie tekeningen
terecht gekomen en onderging daarna
hetzelfde lot als die andere eilandbewo
ners: nog tijdens de Vijfde Schipvaart
ging hij dood.
Nellv Furtado
De vijf schepen bereikten de eilanden
waar het eigenlijk (jjÉSfatzonder veel
kleerscheuren. Hopzienba
rende tijdens d~'
Walgvogel