—sari
'De opdoenijnghe van Banda, Gonen Apij, Pido Sudanghij, Pido Aij en Pnlo Roen'.
geslaagde duiveluitdrijving bij een van
de bemanningsleden. Maar toen
Harmensz en zijn mannen bij Bantam
aankwamen, konden ze meteen aan de
slag. De uitdaging was de armada van
Furtado; dertig zeilen, waaronder acht
galjoenen. Wegwezen, zou je zeggen,
maar Harmensz geloofde zo vurig in
God en Vaderland, dat hij besloot aan te
vallen. Zijn werknemers waren iets min
der happig. Harmensz moest ze over de
streep trekken met verhalen over de
onnoemelijke Portugese wreedheden.
Aanval is dan de beste verdediging,
moeten ze gedacht hebben, en na enige
schermutselingen besloten de 'saeke
noch eens te aventureeren'. Met groot
succes; de armada werd verslagen en
aan Hollandse zijde viel slechts één dode
De inmiddels uit
gestorven rode
ral op het eiland
Mauritius.
te betreuren.
Hoewel
Furtado later
nog wel
Ambon vero
verde, had hij
dus aanzienlijk
minder succes
dan zijn verre,
verre achter
nichtje Nelly
Furtado, die de
laatste maan
den met flink
wat singles de
hitparade
bestormt.
Goedbet aaide
baan
De rest van de
Vijfde
Schipvaart ging
eigenlijk ook
best wel voor
spoedig. De
handelsposities op Ternate en Banda
werden verstekt, de Portugezen waren
ernstig verzwakt en de weg naar Indië
lag nu echt open. Alleen de lading spe
cerijen viel wat tegen. Harmensz ver
wachtte dus dat de inmiddels opgerichte
VOC hem met veel trompetgeschal bin
nen zou halen en hem een goedbetaalde
baan aan zou bieden. Niets was minder
waar. De heren van de VOC waren
boos op hem, omdat de aanval op de
Portugezen tegen de instructies was
geweest en de Schipvaart onnodig in
gevaar had gebracht.
Genoegdoening
Vechtlustig als hij was, ging Wolfert een
jarenlange juridische strijd aan met de
VOC, met als inzet eerherstel en finan
ciële genoegdoening. Maar ondanks de
steun van beroemdheden als Hugo de
Groot hielden de 'bondsbazen' van de
VOC keer op keer met succes hun
poot stijf. En als Harmensz dan weer
eens als freelancer een kleine opdracht
voor hen uitvoerde, kreeg hij meteen
weer ruzie over de onkostenvergoe
ding. Het kan bijna niet anders dan dat
hij bij de zoveelste aanvaring a la Ruud
Gullit 'It's Bobo time again' verzucht
heeft. Want het moet verschrikkelijk
frustrerend zijn geweest dat hij - man
van de praktijk en de klinkende over
winning - door een stelletje bestuur
ders steeds op z'n nummer werd gezet.
Eindelijk, in 1613, kreeg hij nog wat
genoegdoening: een gouden penning
van tweeduizend gulden, waar hij 32
duizend gulden wegens smaad had
geëist. 'Quade belooninge van die in
Indiën gedient hebben,' schreef Hugo
de Groot. Het zou mooi geweest zijn
als Laerle nog één tekening extra had
gemaakt, van Harmensz' gezicht toen
hij die penning kreeg. Het moet nog
treuriger hebben gestaan dan de dode
dodokop die op Mauritius zo minuti
eus was vastgelegd.
Dodo's en galjoenen, de reis van het schip
Gelderland naar Oost-Indië, 1601-1603
is een keurige, gebonden uitgave van
Walburg Pers en bezorgd door
Perry Moree. Het is het honderdste
deel van de Werken van de
Linschoten-Vereeniging, telt 348 pag.
en kost 34,95. ISBN 90 5730 171 7.
46 ste jaargang - nummer 10 - ai
43