Zaterdag 13 april vond in een drukbezet Odeon in
Amsterdam het symposium 'Wat valt er te vieren?' plaats. Het
symposium was opgezet door het Molukse maandblad Marinjo
en het Indische E-zine Blimbing om tegenwicht te bieden aan
de in de ogen van de organisatoren veel te positieve benade
ring van de VOC door de stichting Viering 400 jaar VOC.
door Wim Manuhutu
Met name het woord viering is bij de
nodige groepen verkeerd gevallen.
Volgens hen is er geen enkele reden
om dit jubileum te vieren gelet op de
negatieve effecten die de komst en de
aanwezigheid van de VOC in Azië
hebben gehad. Eindredacteur van
Marinjo en initiatiefnemer Herman
Keppy sprak zelfs van een 'beledi
ging'.
Wie naar Odeon was gekomen om
vlammende betogen tegen de VOC
te horen, zal zich wellicht wat
bekocht voelen. Wie, zoals de meeste
bezoekers, voor een informatieve dag
kwam, kwam meer aan zijn of haar
trekken. Uit de verschillende inleidin
gen die vooral op de Indonesische
archipel betrekking hadden, bleek
namelijk dat de historische werkelijk
heid zich niet altijd gemakkelijk in
eenvoudige schema's laat weergeven.
Net zo min als de romantiek van de
scheepsjongens van Bontekoc de
lading dekt, is het beeld van de VOC
als bron van alle kwaad ook eenzij
dig.
Geweld
Gerrit Knaap van het KITLV in
Leiden schetste in zijn bijdrage een
beeld van de VOC als een organisa
tie die zowel een commercieel als
foto: Peter de Ridder
een politiek doel nastreefde. Het
octrooi van 1602 gaf de VOC het
alleenrecht op de handel in Azië en
gaf de Compagnie verschillende
'statelijke' rechten zoals het recht
om verdragen te sluiten en er een
leger op na te houden. Het mogelijk
gebruik van geweld - primair
gericht tegen de Spanjaarden en de
Portugezen - maakte van het begin
af aan structureel deel uit van het
wezen van de VOC. Van het 18 dui
zend man tellende personeel dat de
VOC op een gegeven moment in
Azië in dienst had, bestond de helft
uit soldaten.
Uit de bijdragen van Knaap en
andere inleiders bleek echter dat dit
niet betekende dat de VOC overal
direct de zaken naar zijn hand kon
zetten. Zo kwam de VOC in China
en Japan sterke Aziatische staten
tegen en moest ze zich schikken in
de rol van ondergeschikte handels
partner. In de Indonesische archipel
varieerde de rol en de invloed van
de VOC van gebied tot gebied. De
VOC was in verscheidene gevallen
één van de spelers op het politieke
en economische toneel. Het was wel
een speler die dankzij een technolo
gische voorsprong - ook op het
gebied van bewapening - vaak het
spel naar zijn hand kon zetten. De
Molukken zijn daarvan een spre
kend voorbeeld. Denk maar aan het
optreden van Coen in Banda (1621)
en van Arnold de Vlamingh van
Outshoorn in Hoamoal (1651-
1656), waarbij gebieden met geweld
werden ontvolkt om het monopolie
op nootmuskaat en kruidnagelen te
vestigen.
Dat de meeste inleidingen op zater
dag betrekking hadden op de
Indonesische archipel betekende wel
dat de rol van de VOC in andere
delen van Azië onderbelicht bleef.
Het laatste woord over de VOC is
dan ook nog lang niet uitgesproken.
46 ste jaargang - nummer 1 I - mei 2002
Koopmansgeest
Indisch historicus Tom van der
Geugten maakte korte metten met
de studiebrief die in opdracht van
de stichting Viering 400 jaar VOC
was vervaardigd. Hij hekelde de
triomfalistische toon van de nieuws
brief en de kwaliteit van de vragen
die aan leerlingen werden gesteld.
Aan het einde van zijn betoog ver
scheurde hij de nieuwsbrief en riep
het publiek op hetzelfde te doen.
Dat deze oproep niet volledig werd
nagevolgd, is misschien een aanwij
zing van de aanwezigheid van de
spreekwoordelijke Hollandse koop
mansgeest bij het publiek. Een mooi
uitgevoerde folder die bovendien
gratis is, die hou je toch?
Het ontbreken van een duidelijke
afsluiting waarin een poging werd
gedaan algemene conclusies uit de
inleidingen te trekken, was een
gemis. Daar stond echter wel een
riant warm buffet met lontong, gele
rijst en een variatie aan groenten en
vlees tegenover.
13